Existentiële denkers
Zonder de pretentie van volledigheid
Martin Heidegger (1889-1976). Duits filosoof die de aard van het zijn onderzocht. Vroeger werk benadrukt berusting in onvermijdelijke angst en eindigheid; later werk benadrukt een openheid ten aanzien van de wereld. Tekst: Sein und Zeit (1926).
Søren Kierkegaard (1813-1855). Deens filosoof, die het gebrek aan passie en het conformisme van het 19e eeuwse Christendom bekritiseerde. Beweerde dat mensen hun eigen subjectieve waarheden moeten koesteren, met een persoonlijk geloof in God. Diverse teksten, onder meer Denken en zijn; afsluitend onwetenschappelijk naschrift (1846).
Jean-Paul Sartre (1905-1980) een Frans filosoof en schrijver. Hij wordt beschouwd als de vader van het Franse existentialisme, was politiek links, marxistisch. Hij legt het accent op vrijheid als het wezenlijke van het menselijk bestaan, en de angst, zinloosheid en walging die ermee gepaard gaat. Een van Sartres belangrijkste thema's was de existentiële vrijheid in een wereld zonder hogere macht die zin of betekenis geeft aan het leven. Die moet de mens zelf maar zien te scheppen, hoe moeilijk dat ook is. Beknopt en abstract formuleerde hij dat als: de existentie gaat vooraf aan de essentie. De mens is dus in essentie vrij en kan zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op omstandigheden, zelfs niet in extreme situaties. Tekst: L'Être et le Néant (1943). NL: Het zijn en het niet; proeve van een fenomenologische ontologie.
Albert Camus (1913-1960) Camus wordt vaak naast Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir als een van de leidende figuren van het existentialisme beschouwd. Hij weigerde het label 'existentialisme' pertinent. Zijn denken verschilt van dat van Sartre waar het de aard van het bestaan betreft: bij Camus staat het tastbare centraal, waar Sartre zich meer op het intellectuele bestaan toelegde. Camus wordt over het algemeen gezien als de grondlegger van het absurdisme, een filosofie die gerelateerd is aan het existentialisme. Volgens het absurdisme zijn mensen fundamenteel rationeel en is het menselijk lijden het resultaat van vergeefse pogingen door individuen om rede of betekenis in een redeloos en zwijgend universum te vinden.
Martin Buber (1878-1965). Joods, Weens filosoof en theoloog. Benadrukte de fundamenteel relationele aard van de mens, en het belang van een humane Ik-Gij houding tegenover de ander. Tekst: Ik en Gij (1923).
Friedrich Nietzsche (1844-1900). Duits filosoof, die een atheïstisch evangelie predikte van streven naar de Übermensch, de autonome superman die zijn of haar eigen waarden en moraliteit schept. Tekst: Also sprach Zarathustra (1883).
Edmund Husserl (1859-1938), Oostenrijks-Duitse filosoof, grondlegger van de fenomenologie.
Pierre Hadot (1922-2010). Frans filosoof en historicus die veel onderzoek heeft gedaan naar de vraag hoe filosofen in de Oudheid hun filosofie in praktijk brachten. Hoe leefden zij hun wijsbegeerte? Hadot heeft in belangrijke mate bijgedragen aan een herziening van ons beeld van filosofie. Behalve als kritisch denken of een set aan ideeën, kan zij ook beschouwd worden als een manier van leven, inclusief oefeningen. Tekst: Filosofie als manier van leven.
Epictetus (50-ca 130), stoïcijns filosoof. Legt de nadruk op het onderscheid tussen wat binnen je bereik ligt en wat niet. Werkelijk vrij kunnen we alleen zijn in ons denken. Evenals andere stoïcijnen heeft hij veel aandacht besteed aan de verstorende werking van (heftige) emoties. Tekst: Epiktetos' Zakboekje. Wenken voor een evenwichtig leven.
Epicurus (341-270 v Chr), grondlegger van een van de belangrijke filosofische scholen in de Oudheid. Genieten en lijden waren voor hem de hoofdthema’s in het leven: bevorder het eerste, vermijd het laatste. Voor Epicurus is filosofie een manier van leven. Hij leefde met vrienden in een gemeenschap. Tekst: Brief over het geluk.
Zhuang Zi (ca 369-286 v Chr). Chinese dichter-filosoof, taoïst. Legt sterk de nadruk op handelen-door-niet-te-handelen (wu wei) -- in contrast met onze verslaving aan actie -- en op het nut van het nutteloze. In zijn luchtige verhalen relativeert hij het belang dat wij aan discursief denken hechten. Tekst: Zhuang Zi, De volledige geschriften. Het grote klassieke boek van het taoïsme.
Aristoteles (384-322 v Chr). Grieks filosoof met grote invloed op het ethische, politieke en metafysische denken in de Westerse traditie. Wordt beschouwd als de eerste wetenschapper, zich baserend op empirisch onderzoek. Zijn deugdenethiek is nog steeds van groot belang. Tekst: Ethica.
Zonder de pretentie van volledigheid
Martin Heidegger (1889-1976). Duits filosoof die de aard van het zijn onderzocht. Vroeger werk benadrukt berusting in onvermijdelijke angst en eindigheid; later werk benadrukt een openheid ten aanzien van de wereld. Tekst: Sein und Zeit (1926).
Søren Kierkegaard (1813-1855). Deens filosoof, die het gebrek aan passie en het conformisme van het 19e eeuwse Christendom bekritiseerde. Beweerde dat mensen hun eigen subjectieve waarheden moeten koesteren, met een persoonlijk geloof in God. Diverse teksten, onder meer Denken en zijn; afsluitend onwetenschappelijk naschrift (1846).
Jean-Paul Sartre (1905-1980) een Frans filosoof en schrijver. Hij wordt beschouwd als de vader van het Franse existentialisme, was politiek links, marxistisch. Hij legt het accent op vrijheid als het wezenlijke van het menselijk bestaan, en de angst, zinloosheid en walging die ermee gepaard gaat. Een van Sartres belangrijkste thema's was de existentiële vrijheid in een wereld zonder hogere macht die zin of betekenis geeft aan het leven. Die moet de mens zelf maar zien te scheppen, hoe moeilijk dat ook is. Beknopt en abstract formuleerde hij dat als: de existentie gaat vooraf aan de essentie. De mens is dus in essentie vrij en kan zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op omstandigheden, zelfs niet in extreme situaties. Tekst: L'Être et le Néant (1943). NL: Het zijn en het niet; proeve van een fenomenologische ontologie.
Albert Camus (1913-1960) Camus wordt vaak naast Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir als een van de leidende figuren van het existentialisme beschouwd. Hij weigerde het label 'existentialisme' pertinent. Zijn denken verschilt van dat van Sartre waar het de aard van het bestaan betreft: bij Camus staat het tastbare centraal, waar Sartre zich meer op het intellectuele bestaan toelegde. Camus wordt over het algemeen gezien als de grondlegger van het absurdisme, een filosofie die gerelateerd is aan het existentialisme. Volgens het absurdisme zijn mensen fundamenteel rationeel en is het menselijk lijden het resultaat van vergeefse pogingen door individuen om rede of betekenis in een redeloos en zwijgend universum te vinden.
Martin Buber (1878-1965). Joods, Weens filosoof en theoloog. Benadrukte de fundamenteel relationele aard van de mens, en het belang van een humane Ik-Gij houding tegenover de ander. Tekst: Ik en Gij (1923).
Friedrich Nietzsche (1844-1900). Duits filosoof, die een atheïstisch evangelie predikte van streven naar de Übermensch, de autonome superman die zijn of haar eigen waarden en moraliteit schept. Tekst: Also sprach Zarathustra (1883).
Edmund Husserl (1859-1938), Oostenrijks-Duitse filosoof, grondlegger van de fenomenologie.
Pierre Hadot (1922-2010). Frans filosoof en historicus die veel onderzoek heeft gedaan naar de vraag hoe filosofen in de Oudheid hun filosofie in praktijk brachten. Hoe leefden zij hun wijsbegeerte? Hadot heeft in belangrijke mate bijgedragen aan een herziening van ons beeld van filosofie. Behalve als kritisch denken of een set aan ideeën, kan zij ook beschouwd worden als een manier van leven, inclusief oefeningen. Tekst: Filosofie als manier van leven.
Epictetus (50-ca 130), stoïcijns filosoof. Legt de nadruk op het onderscheid tussen wat binnen je bereik ligt en wat niet. Werkelijk vrij kunnen we alleen zijn in ons denken. Evenals andere stoïcijnen heeft hij veel aandacht besteed aan de verstorende werking van (heftige) emoties. Tekst: Epiktetos' Zakboekje. Wenken voor een evenwichtig leven.
Epicurus (341-270 v Chr), grondlegger van een van de belangrijke filosofische scholen in de Oudheid. Genieten en lijden waren voor hem de hoofdthema’s in het leven: bevorder het eerste, vermijd het laatste. Voor Epicurus is filosofie een manier van leven. Hij leefde met vrienden in een gemeenschap. Tekst: Brief over het geluk.
Zhuang Zi (ca 369-286 v Chr). Chinese dichter-filosoof, taoïst. Legt sterk de nadruk op handelen-door-niet-te-handelen (wu wei) -- in contrast met onze verslaving aan actie -- en op het nut van het nutteloze. In zijn luchtige verhalen relativeert hij het belang dat wij aan discursief denken hechten. Tekst: Zhuang Zi, De volledige geschriften. Het grote klassieke boek van het taoïsme.
Aristoteles (384-322 v Chr). Grieks filosoof met grote invloed op het ethische, politieke en metafysische denken in de Westerse traditie. Wordt beschouwd als de eerste wetenschapper, zich baserend op empirisch onderzoek. Zijn deugdenethiek is nog steeds van groot belang. Tekst: Ethica.