• home
  • wat is coaching?
  • existentieel welzijn
  • morele dilemma's
  • levenseinde vragen
  • werkwijze
  • tarieven
  • contact
  • frank
  • reacties
  • blog
    • blog levensvragen
    • blog levenseinde
    • teksten & zo
  • netwerk existentiële filosofie
    • existentiële denkers
    • existentiële praktijken
    • existentiële methoden
  • de hoofdzaken
  • nieuws
  • agenda
LEVENSVRAGEN

coaching bij levensvragen
frank vandendries


BLOG SUICIDE IS PAINLESS

 

Zelfdoding
Het meest radicale besluit dat een mens over het eigen leven kan nemen, verdient een radicale analyse. 
Zelfdoding is een taboe voor velen en voor de meeste mensen levensbeschouwelijk en emotioneel onbevattelijk. Dat maakt dat bemoeizorg en bemoeizucht -vaak met de beste bedoelingen- deze omgang met de vrijheid om het eigen leven te beëindigen, typeren. 
Vanuit een realistische en nuchtere kijk op mens, samenleving en wereld wil ik het thema 'zelfdoding' onderzoeken.
​Reageren op de blog kan door een mail te sturen naar coaching@frankvandendries.com 
​

SUICIDE IS PAINLESS -3- EUTHANASIERIJP

5/29/2019

0 Reacties

 
Via amazon.de heb ik een aantal (antiquarische) boeken in huis gehaald over Aktion T4, het euthanasieproject van de Nazi’s om zogenaamd minderwaardige mensen te vermoorden.
Het eerste boek dat ik las, is Grafeneck 1940 Die Euthanasie-Verbrechen in Sudwestdeutschland[1] van Thomas Stöckle.

Slot Grafeneck, dat zich bevindt in de deelregio Reutlingen, in de Schwäbische Alb, is de eerste locatie waar levensonwaardigen (‘unheilbaren’) systematisch gedood worden. Dat geschiedt vanaf januari 1940 onder toeziend oog van geneesheer-directeur Dr. Schumann. Grafeneck gold als een ‘Krüppelanstalt’, een instelling voor de steeds professioneler wordende zorg van invaliden; van 1929 tot 1939 onder beheer van de Samariterstiftung uit Stuttgart (een domein van de Evangelische Landeskirche Württemberg).
In oktober 1939 vond de overname door de Nazi’s plaats en werd de locatie omgebouwd tot een industrieel vernietigingscomplex met vergassingsruimte en crematorium. In 1940 werden er 10.654 mensen vermoord die afkomstig waren uit 48 Zuid-Duitse instellingen.  
Naast Grafeneck werden er in 1940 nog drie andere instellingen door de Nazi’s aangewezen en verbouwd: in Brandenburg, Bernburg en Hartheim bei Linz. In 1941 volgden Sonnenstein en Hadamar. Grafeneck gold voor alle locaties als voorbeeld. 

De Duitsers spraken bij het opzettelijk doden van ‘lebensunwertes Leben’ zowel van ‘Krankenmord’ als van ‘Gnadentod’: euthanasie - doodmaken uit vermeende barmhartigheid van al diegenen waarvan het recht op leven werd genegeerd. Ze zijn dood beter af. In de woorden van Stöckle: “Een veronderstelde erfbiologische en maatschappelijke minderwaardigheid van aangewezen instellingspatiënten die in de ogen van rassenhygiënici, psychiaters, volksgezondheidambtenaren en economen bestemd waren om geofferd te worden in een geneeskundig opgesierde massamoord [‘medizinisch verbrämten Massenmordes].” (p. 24)  
Dat ‘Krank’ is overigens een ambivalente term want niet iedereen die gedood werd, was ziek: ook sociaal onaangepaste personen, of mensen met een afwijkende politieke opvatting werden vermoord. Joden vielen daar ook onder: het euthanasieprogramma was de opmaat voor de Holocaust.

Aktion T4 kent een lange aanloop en voorgeschiedenis. Het sociaaldarwinisme dat ten grondslag ligt aan de Arische gedachte, werd in brede kringen bejubeld.  Ideeën over rassenhygiëne en eugenetica waren al sinds de 19de eeuw populair -  en niet alleen in Duitsland. Waar in de Weimarrepubliek professionele en empathische zorg voor zwakkeren werd ontwikkeld en aangeboden, daar vond tegelijkertijd een beweging plaats die die zorg juist veroordeelde: waar moesten bijvoorbeeld de gewonden, gehandicapten, de helden van de Eerste Wereldoorlog gehuisvest en verzorgd worden als de bedden in Irrenhäuser bezet waren? En wat kost dat wel niet?
En zo kwam in de psychiatrie stilletjes aan niet langer het lijdende individu centraal te staan, maar een bovenindividuele sociaalstructuur: de staat, de natie, het volk. Het credo werd ‘zuiveren en vernietigen’ om te komen een gesterkt en gezond volkslichaam.  Men sprak van ‘Ballastexistenzen’, ‘Defektmenschen’, ‘Unnütze Esser’, ‘hinderlich’ voor de ‘Existenzkamp’ van de Volksgemeenschap. Dwangsterilisatie werd al ingezet om onwaardigen geen kinderen te laten krijgen – eliminatie was een volgende stap.

Al in 1935 legt Reichsartzefürhrer Wagner de vraag voor aan Hitler wat te doen met hen. Hitler verzoekt nog te wachten met actie; wachten tot aanvang van een eventuele oorlog, omdat dan het menselijk leven minder gewicht krijgt, omdat er dan minder verzet en aandacht zal zijn van onder meer de kerken. Toen het moorden al begonnen was, sprak Viktor Brack, een van de hoofdorganisatoren, op 3 april 1940 tijdens een redevoering de volgende woorden: “In de vele zorginstellingen in het Rijk zijn vele ongeneeslijke zieken van diverse aard ondergebracht die van generlei nut zijn voor de mensheid. Ze nemen de voeding weg bij gezonde mensen en hebben bijzonder veel verzorging nodig. Voor specifiek deze mensen moeten alle andere mensen beschermd worden. Deze mensen moeten als eerste uit de weg geruimd worden (‘beseitigen’). De vrijgekomen ruimte kan dan gebruikt worden voor allerlei oorlogsnoodzakelijkheden: militaire hospitalen, ziekenhuizen. Verder ontlast de Aktion de gemeenten omdat onderhouds- en verpleegkosten wegvallen.” (p. 28) (In december 1940 stuurt Himmler een brief aan hem om de praktijken in Grafeneck snel en efficiënt te beëindigen. De aanvang luidt: “Lieber Brack! Wie Ich höre, ist auf der Alb wegender Anstalt Grafeneck eine groβe Eregnung.” p. 170)
Aktion T4 is dan te omschrijven als utilistisch, als doelrationeel ten behoeve van de oorlog en militair gewin: verlichting van de openbare financiën, besparing van voedingsmiddelen, vrijmaken van artsen en verpleegkundigen, transformeren van verpleeginstelllingen t.b.v. militaire zorg.

T4 verwijst naar Tiergartenstrasse 4 in Berlijn alwaar een groot pand werd geconfisqueerd. Daar huisde de beruchte afdeling (‘Dienststelle’) die direct onder Hitler stond en buiten staat en bureaucratie, dus informeel, haar werk deed: ‘führerunmittelbar’ en ‘aussernormativ’. Ook in Nazi-Duitsland gold dat moord een misdaad was. Vandaar dat Hitler zijn persoonlijke machtiging geeft aan beperkt groepje Nazi’s. Het ging derhalve om een ‘Führerbefehl’ en niet om een ‘Euthanasiegesetz’. 
In oktober 1939 ondertekende Adolf Hitler op privépapier die machtiging die dan wel pseudo-legaal was maar waarbij niettemin staat en bureaucratie toch noodzakelijk waren voor de uitvoering: de betrokkenheid van het Rijksministerie van Binnenlandse Zaken was gewenst. Hitler schreef: “Rijksleider Bouhler en dr. med. Brandt krijgen de verantwoordelijkheid voor de opdracht om de bevoegdheden van bepaalde artsen zo uit te breiden, dat toegestaan is dat zij ongeneeslijk zieken naar menselijke maatstaf en na een kritische beoordeling van hun gezondheidstoestand, de genadedood kunnen geven.” (p. 33, zie afbeelding)

De centrale afdeling kende vier organisaties:
Allereerst was daar de RAG: de Reichsarbeitsgemeinschaft Heil- und Pflegeanstalten die zorg droeg voor opname en selectie.  De Gemeinnützige Stiftung für Anstaltpflege ging over de financiering van het moordprogramma (dat geschiede met koolmonoxide in een Vergasungsraum). GEKRAT Gemeinnützige Krankentransport-GmbH hield zich bezig met de overplaatsing van de slachtoffers, het beheer eigendommen en de bewerking van de medische akten. En vanaf april 1941 was er de ZVSt Zentralverrechnungsstelle Heil- und Pflegeanstalten die de berekening van de verpleegkosten tot aan de vervalste dag van overlijden verzorgde, te betalen door (met enig cynisme) de kostendragers.  

Op 9 oktober werd een richtlijn (‘Erlass’) uitgevaardigd met registratieformulieren (‘Meldebogen’) die naar de instellingen verstuurd werden. Op het ene formulier moest aangegeven worden welke arbeidsmogelijkheden een persoon had, van welke aandoening sprake was, en tot welk ras die persoon behoorde. Het tweede formulier vroeg om eigenschappen van de instellingen.
De criteria die golden om patiënten aan te melden (voor speciale zorg elders) werden genoemd op een toelichtingsformulier, het ‘Merkblatt’:
1. Een van de volgende aandoeningen/ziekten, waardoor iemand niet of slechts met mechanische ondersteuning tot arbeid in staat is: epilepsie, schizofrenie, seniliteit, verlamming, zwakzinnigheid, hersenontsteking of andere neurologische toestanden; of
2. Minstens 5 jaar in instelling opgenomen;  of
3. Criminele geesteszieke;  of
4. Niet Duitse staatsburger, of Duits bloedverwant [dus ook: Joden…]
De formulieren moesten opgestuurd worden naar het rijksministerie. Afdeling T4 selecteerde dan louter op grond van de ontvangen formulieren.

Op pagina 82 citeert Stöckle ene dr. Gutekunst: “De zieken werden naar de instelling in Grafeneck overgebracht en daar nogmaals door twee artsen onderzocht; degenen die euthanasierijp (‘euthanasiereif’) waren, werden geëuthanaseerd, de andere zieken werden weer teruggestuurd. [Dr. Stahle, leider van de Württembergse Gezondheidsdienst] wees er op dat het om een strikt staatsgeheim ging waarover niet gesproken mocht worden en dat indien dat wel geschiedde het ging om hoogverraad.” Een verpleegster schetst wat er gebeurde bij aankomst in Grafeneck: “De zieken werden door het verplegend personeel ontvangen, zij moesten zich uitkleden, werden gemeten, gefotografeerd, gewogen en dan voor onderzoek weggebracht. Ieder transport werd zonder rekening te houden met het tijdstip van de dag, meteen onderzocht en degenen die voor euthanasie werden aangewezen werden meteen vergast.” Een verpleger vertelt: “Bij het binnengaan, of bij het naar binnen gedragen worden, werden de geesteszieken nogmaals geteld, waarna de deur en het ontluchtingsvenster gesloten werden. Vanuit een naastgelegen ruimte liet de arts gas binnenstromen. Met het naar binnenbrengen van de zieken zat de taak van de verpleegkundigen erop. Het laten binnenstromen van het gas werd uitsluitende door de arts gedaan.” In eerste instantie was het ook de arts die de deur weer opende; later werd dat gedaan door het personeel van het crematorium. (p. 112 e.v.)

Naar de nabestaanden werd een overlijdensakte gestuurd. Die werd immer gefalsificeerd, via de ‘Absteckabteilung’, om ervoor te zorgen dat het niet ging opvallen hoe systematisch, en op dezelfde dagen, vele overlijdens plaatsvonden. Deze akten werden ondertekend met valse namen en werden verstuurd met een ‘Trostbrief’, met een ’Beileidsschreiben’: “Bei der geistigen, unheilbaren Erkrankung Ihres (…) ist der Tod eine Erlösung für ihn und seine Umwelt.”
Niettemin groeide met de maanden de argwaan bij nabestaanden en bij de kerken (die vele instellingen in beheer hadden van waaruit zieken op transport werden gesteld). Zo kwamen naasten onjuistheden tegenkwamen. Bijvoorbeeld een overlijden door een blinde darmontsteking terwijl de blinde darm reeds lange tijd verwijderd was; of: hoezo is angina besmettelijk zodat er direct gecremeerd moet worden; waarom heeft de instelling sowieso een crematorium? Dat burgers in deze omstandigheden moed hebben kritiek te geven, heet ‘Zivilcourage’.
Het Landesbischof Wurm sprak van het worden geschaad in het vertrouwen van de staat en de medische professie, van ‘de onmiskenbare zichtbaarheid van de misdaad’. En daarmee kwam tevens de tragiek van kerkelijke politiek boven tafel: loyaal zijn t.a.v. nationaalsocialisme (het hebben van begrip voor het vechten voor het voortbestaan van de natie) én het veroordelen van het doden van weerloze mensen. Ook in de omgeving van Grafeneck werd steeds duidelijker dat er voor hun ogen een massamoord plaatsvond: geblindeerde wagens reden met hoge frequentie door de straten.
Naast protesten van nabestaanden, de instellingen en de kerken, kwam er ook protest van de NSDAP zelf. Dat alles was reden tot stopzetting van acties in Grafeneck. Op 13 december vonden er de laatste moorden plaats en werd verkondigd dat de zelf gestelde doelen waren bereikt.
De personeelsleden vertrokken na sluiting naar andere moordlocaties, namen later deel aan de industriële vernietiging die Holocaust is gaan heten en benutten zo hun carrièremogelijkheden.
Aan het einde van de oorlog vernietigden de nazi’s het meeste bewijsmateriaal.

Het woord dat na lezing van het boek van Thomas Stöckle in het bijzonder in mijn hoofd bleef rondzingen, was ‘Euthanasiereif’. Rijp, geschikt, klaar om gedood te worden: het leven is jou onwaardig, jij bent (verder) levensonwaardig, verder leven heeft geen enkele waarde meer: niet voor jou, niet voor ‘ons’. De Nazi’s wezen de mensen aan die geëuthanaseerd dienden te worden: van inspraak was geen sprake.  

Leg ik dit naast de euthanasiepraktijk zoals we die kennen in Nederland, dan kan eveneens gesteld worden dat euthanasie toegestaan wordt voor degenen voor wie, met instemming van de staat en middels openbare, transparante wetgeving, voortleven zonder waarde (meer) is. Dat kan vanwege een duidelijk ziekte zijn, dat kan een andere reden hebben. En ook al is het grote verschil met de Nazipraktijk dat in Nederland de burger wel inspraak heeft, namelijk door een verzoek te initiëren –de eerste zorgvuldigheidseis van de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding luidt dat de arts heeft de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt– is het de arts die bepaalt volgens diverse criteria én op grond van invoelbaarheid of diens patiënt euthanasierijp is. Ook bij deze overwegingen is handelen uit barmhartigheid uiteindelijk leidend: het vermeende inzicht dat verder leven onwaardig en onnodig is.

[1] Grafeneck 1940, Die Euthanasie-Verbrechen in Südwestdeutschland, Thomas Stöckle, Silberburg-Verlag, Tübingen, 2002 2de druk 2005, 192 p., ISBN-10: 3-87407-507-9
Foto
Foto
Foto
0 Reacties



Laat een antwoord achter.

    Archieven

    Mei 2019

    Categorieën

    Alles

    RSS-feed

  • home
  • wat is coaching?
  • existentieel welzijn
  • morele dilemma's
  • levenseinde vragen
  • werkwijze
  • tarieven
  • contact
  • frank
  • reacties
  • blog
    • blog levensvragen
    • blog levenseinde
    • teksten & zo
  • netwerk existentiële filosofie
    • existentiële denkers
    • existentiële praktijken
    • existentiële methoden
  • de hoofdzaken
  • nieuws
  • agenda