EXISTENTIELE COACHING
FRANK VANDENDRIES
Blogteksten over leven en dood, levenseinde, euthanasie, hulp bij zelfdoding, zelfdoding, palliatieve sedatie, voltooid leven, euthanasie in de psychiatrie, bij dementie...
Blogteksten over leven en dood, levenseinde, euthanasie, hulp bij zelfdoding, zelfdoding, palliatieve sedatie, voltooid leven, euthanasie in de psychiatrie, bij dementie...
WAT ZOU DAAR NU MEE BEDOELD KUNNEN WORDEN? De uitzending ‘Jacobine op Zondag’ van 8 april jl. kreeg als titel mee: ‘Is de discussie rondom voltooid leven ontspoord?’ Jacobine Geel (naast presentatrice ook theologe en voorzitter van het bestuur van GGZ Nederland) had als gasten aan tafel journalist Gerbert van Loenen, publicist en oud-leider ‘Adviescommissie Voltooid leven’ Paul Schnabel, en publicist en Levenseindekliniek-arts Bert Keizer. Natuurlijk ging het naast de kwestie ‘voltooid leven’ in het programma ook over de recente ontwikkelingen rondom Coöperatie Laatste Wil (CLW). Zo zei Schnabel onder meer: “… tragisch einde van het heel jonge meisje, dat wil natuurlijk niemand. Dat zal de Coöperatie ook echt niet bedoeld hebben.” En Bert Keizer: “… die zelfdoding die volgde op de activiteiten van de Coöperatie. Dit is wat ons allemaal opjaagt en zenuwachtig maakt en voorzichtig. De mogelijkheid dat iemand een onterechte zelfdoding, dat dat gaat gebeuren omdat jij er over gaat zitten te praten, ja, dat is niet uit te sluiten.” Het ‘jonge meisje’ is Ximena die zichzelf doodde met een middel dat in relatie wordt gebracht met hetgeen de CLW via de media over een conserveermiddel vertelde. En waarvan de ouders beweren, ook via de media, dat hun dochter niet was gestorven als de CLW de informatie voor zichzelf had gehouden.[1]En dan kom ik op de m.i. opmerkelijke uitspraak van Bert Keizer (zie ook boven) waar in het program verder niet bij stil gestaan werd: ‘onterechte zelfdoding’. Wat zou dat nu kunnen zijn? Is dat een vanzelfsprekendheid? Is de zelfdoding van de jonge vrouw ‘onterecht’ – omdat zij aan middel kwam dat op haar pad kwam, wat zij door een inspanning te verrichten kon bemachtigen? Zijn in het verlengde van deze gedachte alle zelfdodingen dan onterecht als men op het levenspad eens aan een middel komt – en daartoe een inspanning verricht? Voertuigen, touwen, messen, en ook boeken als Uitweg en het Peaceful Pill Handbook die informeren over effectieve middelen, of menig forum op het web: met enige creativiteit en dus inspanning is veel voorhanden wat gebruikt kan worden als zélf doodgaan het doel is. Of speelt het motief een rol, of toch de leeftijd, als een zelfdoding als ‘onterecht’ geduid wordt? Wie stelt dat een zelfdoding onterecht is, zegt tevens: er zijn terechte zelfdodingen. En dan wordt het ingewikkelder. Want: wie zegt dat dan, wie bepaalt dat het terecht was? “Het is terecht dat jij jezelf gaat doden.” Of: “Het is terecht dat hij zichzelf gedood heeft.” Dat zou kunnen betekenen dat als iemand voldaan heeft aan voorwaarden a, b en c of zich bevindt in situatie x, y, z de zelfdoding terecht is want begrepen en goedgekeurd – geslaagd voor het levenseinde-examen. (Ik chargeer.) [2] En dan zou de persoon die over zichzelf zegt: “Het is terecht dat ik het middel tot me neem en ga sterven” moeten voldoen aan een voorwaardelijkheid om het eigen leven te beëindigen. Eerder dan dat deze persoon zegt: “Het is mijn leven, daar doe ik mee wat mij goed dunkt.” Doet het er feitelijk toe of een zelfdoding als terecht of onterecht gekwalificeerd wordt? Gaat het er misschien niet veel eerder om dat iemand gebruik maakt van een vermogen waar iedere mens over beschikt: namelijk naar eigen vermogen reflecteren op het (eigen) bestaan en in staat zijn er voor zichzelf de uiterste consequentie aan te verbinden – of juist niet? Ik kan de vraag ook anders stellen: heeft iemand niet het recht ongehinderd tot zelfdoding te besluiten? [3] De in 2012 overleden Amerikaanse psychiater Thomas Szasz schreef: “Wat zijn redenen? Eenvoudig gezegd, ontsnappen aan een leven dat gezien wordt als slechter dan dood-zijn. (…) De meest eenvoudige en plausibele verklaring voor suïcide op welke leeftijd ook is het verlangen zich te af te scheiden van ‘het’, waarbij de aard van ‘het’ verschilt per leeftijdsgroep, socio-economische klasse, cultuur en natie. Zoals gewoonlijk spreken de handelingen die een suïcidant verricht luider dan de woorden van de personen die veronderstellen voor hen te spreken, terwijl juist zij wegen zoeken de vrijheid van handelen te weg te nemen. De suïcidale persoon wil weg uit zijn leven, uit zijn sociale omgeving.”[4] Voor degene die zichzelf doodt, ís het terecht. En wie dood wil, grijpt voorhanden zijnde mogelijkheden aan. Echter, het taboe rondom zelfdoding is klaarblijkelijk nog immer zo sterk dat ‘onterecht’ in de mond genomen wordt – of termen van gelijkluidende en niet zelden veroordelende strekking. Want er wordt nog al eens getwijfeld aan het denk- en gevoelsvermogen van degene die de zelfdood overweegt. Er wordt nogal eens gemedicaliseerd en gepathologiseerd: een wereldwijd suïcidepreventiebolwerk bestáát. ‘Het was niet nodig geweest als…’, ‘… hadden we hem maar beter beschermd of in de gaten gehouden’, ‘hadden we toch maar een gedwongen opname opgelegd’ – zeggen anderen, zichzelf vermetele deskundigheid toekennend.[5] Maar als degene die er toe besluit niet (verder) ‘behandeld’ wenst te worden, niet opgenomen wil worden, geen hulp wenst te ontvangen of gesprekken wil aangaan – maar vrij gelaten wil worden (om eventueel) te kunnen gaan sterven? Vrij gelaten wil worden omdat de eigen deskundigheid over het eigen leven prevaleert? Je kunt het er niet mee eens, je hoeft er geen begrip voor te hebben, je kunt er emotioneel door verscheurd raken, je kunt littekens krijgen voor het leven, je … Maar dan nog: is het terecht om te spreken van onterecht?
[1] Ik vind overigens de Coöperatie op geen enkele wijze ‘schuldig aan’ het overlijden. Het op welke manier ook hebben verkregen van een middel is één, maar de wilskrachtige daad dat middel ook te gebruiken is een aangelegenheid die toe te schrijven is aan slechts een persoon. [2] Toevoeging 13-4-18 Een fraai voorbeeld van goedkeuren is het artikel Ik heb nu respect voor een zelfgekozen dood bij ernstig psychisch lijden waarin tv presentator Sander de Kramer geïnterviewd wordt: "Voor sommigen is het leven zo ondraaglijk dat ze het niet meer aankunnen. Als behandelingen niets hebben uitgericht en een doodswens geen bevlieging is maar weloverwogen, heb ik respect voor de wens geholpen te worden bij een humane, zachte dood. Het is absurd om iemand die hulp te ontzeggen. (...) Ook al sta ik zelf heel anders, optimistisch, in het leven, ik heb wel meer begrip gekregen voor mensen die uit het leven willen stappen." (de Volkskrant, 6 april 2018) [3] De wijze waarop, of de al dan niet betrokkenheid van anderen, laat ik buiten deze tekst. [4] Thomas Szasz, Suicide prohibition – The shame of medicine, Syracuse University Press, 2011, P. 76-77 [5] Toevoeging 13-4-18 Een artikel/interview dat bij deze gedachtegang aansluit is: Praten met achterblijvers na zelfdoding - Niemand zou zo alleen moeten sterven waarin 'suïcide-expert' Andrea Walraven-Thissen schrijft: "Uit onderzoek weten we dat de meeste mensen die suïcide begaan, dat niet doen in een gezonde geestestoestand. Een van mijn leermeesters, prof. Shneidman, sprak van ‘constrictie’: vernauwing. Je wereld wordt steeds nauwer, en op zeker moment is er alleen nog een allesoverheersend gevoel van lijden. Mensen die het ‘per ongeluk’ overleven, bevestigen dat het lijden zó erg was, dat die daad een poging was om het te laten stoppen. Dus géén ‘bewuste keuze voor de dood’: op dat moment waren de consequenties niet te overzien." En: "Er wordt steeds meer rond preventie gedaan, maar wetenschappelijke inzichten over hoe je ná een suicide anders zou kunnen werken, worden in Nederland niet omgezet in preventie, interventie en postventie." (Visie EO, 11 april) Is die daad dan geen bewust ingezette handeling om bewust te ontsnappen aan een situatie waar eigen verantwoordelijkheid voor gedragen wordt? Dat achteraf, bij mislukken van een poging, soms anders ervaren en teruggekeken wordt, behoort bij die menselijke conditie: in vrijheid handelen kent risico's en heeft consequenties. (Ik schrijf 'soms' gecursiveerd: waak ervoor te generaliseren.) Vergelijk het met de m/v die midden in een pijnlijke echtscheiding constateert: "Dit was de one night stand allemaal niet waard." Terwijl de m/v welbewust de handelingen aanging met de m/v. Het keuzemoment zelf telt - en daar wordt een prijs voor betaald. En dus ja, de stap wordt gezet, de handeling verricht, vanwege een voorgenomen (finaal) doel. En zo vraag ik me weer af: is suïcide eigenlijk wel het vraagstuk? Ik citeer nogmaals Thomas Szasz: "De intentie jezelf te doden is geen ziekte, ook niet het er aan denken. Beide zijn fundamentele uitingen van onze existentiële conditie als vrije en zelfbewuste individuen." (Ibid., p. 97) “Take time for all things: great haste makes great waste” is een uitspraak toegeschreven aan Benjamin Franklin. Als levenseindecounselors weten we hoe belangrijk het is om niet alleen in rust maar ook onbevangen en onbevooroordeeld een gesprek aan te gaan over zo’n zwaar thema als zelfdoding. Het zelfgekozen én zelfuitgevoerde levenseinde is nog altijd een emotioneel beladen onderwerp. Een taboe. Euthanasie daarentegen is redelijk goed ingeburgerd, stervenshulp door een arts wordt als normaal gezien: de Levenseindekliniek kan daarom de vraag niet aan – ook al snelt zij met mobiele teams het hele land door. Maar zelf verantwoordelijkheid nemen voor het sterven en niet een arts belasten indien je zelf een (waardig) levenseinde kunt organiseren? Nee. Er moet toch ergens een ‘deskundige’ zijn die beslist. De maatschappelijke veroordeling zorgt er mede voor dat er kille en vaak onnodig gewelddadige suïcides in min of meer gedwongen isolement plaatsvinden – vele honderden jaarlijks met ongekende emotionele en materiele schade. Het is verschrikkelijk om geconfronteerd te worden met het overlijden van een naaste als je niet op de hoogte was van diens plan, maar het is daarenboven extra wrang verdriet te dragen en te rouwen in een samenleving vol onbegrip jegens, en morele verwerping (‘zelfmoord’) van de mogelijkheid regie te hebben over het eigen levenseinde.
Selectieve verontwaardiging Het verhaal in dagblad Trouw (10 maart jl.) over een jonge vrouw die zichzelf doodde, maakt dat maar weer eens duidelijk. Dat kan toch niet!? Het kan. En het gebeurt. Hoe akelig ook voor naasten, in deze situatie onder meer haar ouders. Spijtig genoeg gebeurt het vaak ook op wijzen die de krant niet op deze manier halen. Mocht zij voor de trein gekozen hebben (jaarlijks gebeurt dat zo’n 210 maal) waren dan de Nederlandse Spoorwegen ter verantwoording geroepen? Had zij zichzelf gedood met een Solingen keukenmes, was de fabrikant aangesproken? Nee. Maar omdat er nu een link gelegd kan worden met Coöperatie Laatste Wil (CLW) wordt er gretig op ingesprongen. “In onze ogen niet nodig geweest (…) zij wilde weg van de problematiek,” zeiden de ouders bij RTL Nieuws – ouders die rouwen in bitterheid, die zitten met vragen en schuldgevoelens. CLW-bestuurslid Petra de Jong zegt in de Volkskrant van 16 maart: “De informatie over een humaan middel verlaagt de drempel niet. Wie zijn wij om te bepalen of iemand wel of niet moet blijven leven? Zonder ons was dit ook gebeurd.” Dat laatste kun je zo niet zeggen en dat laat zich ook niet zo eenvoudig duiden: dat is de pijnlijke ongewisheid waar de nabestaanden mee verder moeten leven – er is (en komt waarschijnlijk) geen antwoord op die vraag. En omdat iemand anders dan het eigen kind klaarblijkelijk verantwoordelijk moet worden gemaakt, richten die ouders hun woede op de CLW (‘levenseinde-terroristen’ die niet toetsen) maar vreemd genoeg niet op degenen die het middel geleverd hebben: een Limburgs thuiswinkeltje gerund door een stel dat zou moeten weten wat voor dodelijke stof zij na een eenvoudige Idealbetaling op de post doen. Eigenaresse Jolanda zat notabene in RTL Late Night (13 maart jl.) waar de ouders hun verhaal deden. En in de Volkskrant van 15 maart zeggen de eigenaars van die webshop, ‘De Oplosmiddelspecialist’: “Maar Ximena belde zelf. En ze zei, zoals dat al jaren probleemloos gebeurde, dat het voor een schoolproject was. En Jolanda tuinde er in, omdat ze zo jong klonk, denkt ze: 'Wij leerden opletten bij óúde mensen.' " Nou, en daarom “ 'moet de óverheid het streng regelen', zegt Jolanda. Rob: 'Zorg dat dit middel niet meer aan particulieren kan worden verkocht!' ” Tja, neem voor alles verantwoordelijkheid voor het eigen handelen, zou je denken, loop daar niet voor weg, en wijs niet zo snel met het vingertje naar een ander. “Zelf doet [mede-eigenaar Rob] niet meer aan drugs. Nou ja hij blowt wel, 'maar dat telt toch niet?' ” Worden deze mensen gebruikt in een narratief dat hen boven het hoofd groeit? De open samenleving Maar laten we de discussie helder houden – en vooral: genuanceerd. De jonge vrouw doodde zich met een middel dat op haar pad kwam. Zij koos haar weg vanuit haar persoonlijke problematiek. Alleen zij zélf is verantwoordelijk voor haar daad: zij heeft een middel besteld en besloten het in te nemen. Ze schreef afscheidsbrieven en stuurde haar psycholoog een berichtje (‘ik heb een middel ingenomen dat pijnloos is, ik zie het niet meer zitten, sorry dat je me niet hebt kunnen helpen’). Achteraf is dat voor alle betrokkenen een hard gelag, dat begrijpt iedereen. Nu leven we echter gelukkig in een open samenleving en dat maakt dat veel informatie vrij gedeeld en vrij verspreid kan worden. In het kader van zorgvuldigheid heeft de CLW ons inziens een grote blunder gemaakt door met de bekendmaking van haar plannen in september 2017 tévens in de media te vertellen over wat voor sóórt middel het gaat dat zij als legaal stervensmiddel wil gaan verhandelen onder haar leden. Op haar vingers had zij kunnen natellen dat nieuwsgierigheid zou leiden tot speculaties. Zij was zoveel wijzer geweest daarover te zwijgen en eerst intern uit te zoeken hoe het er in een stervenspraktijk aan toe zou gaan, en dan op overtuigende wijze kunnen tonen aan haar leden én aan de samenleving wat het middel doet – betrouwbare casuïstiek dus. Het is dan ook ronduit jammer dat een in wezen waardevol streven zo besmet raakt door eigen klungeligheid. En het is ongekend dat die 20.000+ leden dit alles zo (gaan) slikken. Laat staan welke problemen de verdeel- dan wel uitgifteprocedure de coöperatie en haar leden nog gaat geven: is er nu wel of geen sprake van strafbare hulp? Guilty by association En dan is er nu dus plots casuïstiek, is er een ‘guilty by association’ terwijl nog steeds niemand echt weet of het om het inmiddels beruchte Middel X gaat. “De Kamer is geschrokken van dat bericht. SGP-voorman Kees van der Staaij wil in debat met minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid en minister Ferd Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en kreeg steun van VVD, CDA, SP, PvdA, ChristenUnie en DENK.” (RTL Nieuws, 20 maart). Nu schrikt de Kamer wel vaker. Ernstiger is dat het OM besloten heeft onderzoek te doen naar de CLW. "Het Openbaar Ministerie begint een strafrechtelijk onderzoek naar de Coöperatie Laatste Wil (CLW). Ook wordt de coöperatie verzocht haar activiteiten met onmiddellijke ingang staken. In het onderzoek wordt ook de organisatiestructuur van de Coöperatie Laatste Wil onder de loep genomen. Het OM bekijkt of er sprake is van het deelnemen aan een organisatie die als doel heeft misdrijven te plegen. Ook overweegt het OM een kort geding om de activiteiten van de coöperatie te laten verbieden." (NOS, 21 maart) Hoe besmettelijk en potentieel beschadigend kan die negatieve aandacht zijn voor álle organisaties die zich sinds jaar en dag sterk maken voor het zelf beschikte en zelf georganiseerde sterven? Zonder toetsing Omdat stervenshulp door artsen niet voor iedereen haalbaar is, omdat niet iedereen afhankelijk wil zijn van het oordeel van een arts (of een stervenshulpverlener), is er een grote groep mensen die graag middelen in huis wil halen zodat de regie over het levenseinde behouden kan blijven. Immers, de mogelijkheden die de euthanasiewet biedt zijn beperkt en uitsluitend: de overheid bepaalt dat artsen mogen selecteren wie stervenswaardig is en mag vertrekken met legale, humane middelen. Die liggen versleuteld in de Geneesmiddelenwet. Wie anders dan (medisch gezien) ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, of vanwege welk motief ook niet verder wil, valt buiten de euthanasieboot en zal zelf creatief moeten zijn. In dat gat in de levenseindemarkt is onder meer de CLW een paar jaar geleden gestapt. Zij wil een legaal levenseindemiddel organiseren voor haar leden. Het is haar enige streven en dus een voor velen zeer waardevol project, ware het niet dat in de huidige presentatie van de plannen niet verteld wordt welk middel verhandeld gaat worden. Dát er zoveel aandacht uitgaat naar dat ‘ene’ middel heeft te maken met het uitgangspunt van de CLW: ‘…bewerkstelligen dat het eigen levenseinde mag en kan worden geregisseerd, met een humaan werkend laatstewilmiddel dat op een legale manier is verkregen, zonder toetsing voor- of achteraf door een arts, begeleider of consulent.’ Transparantie Waarin de Coöperatie niet wenst te treden, in het aangaan van gesprekken, en wat juist het overlijden van de jonge vrouw mogelijk des te schrijnender maakt, daar doet Stichting LevenseindeCounseling dat wel. De bij de SLC aangesloten counselors gaan het gesprek aan met mensen die voor nu of later het plan hebben een humaan levenseinde zelf te organiseren. Een vorm van counseling zonder betutteling en bevoogding: de cognitieve vermogens en de emotionele draaglast/-kracht van de cliënt zijn leidend. Er wordt onderzocht, gereflecteerd én geïnformeerd. Begeleiding wordt geboden opdat die ander in staat is zelf weloverwogen een besluit te nemen en, als dat het doel is, tevens zelf volgende zorgvuldige, praktische stappen kan gaan zetten – juist óók met aandacht voor naasten. En áls over middelen gesproken wordt, weten cliënten volledig waar ze aan toe zijn: transparantie is van cruciaal belang. Maar het allerbelangrijkste van de gesprekken is: de complexiteit van de wens om eigen regie en verantwoordelijkheid over het levenseinde te hebben, onder ogen willen zien en bespreken. De meeste cliënten –zo blijkt zowel uit jaarcijfers als uit feedback op de gesprekken– zetten de stap uit het leven (nog) niet: zij vinden geruststelling in het gehoord worden en in de wetenschap dat er mogelijkheden zijn voor ooit. Of zij vinden tóch een niet-afwijzende arts… ‘toch’ want slechts weinigen durven alleen en onder eigen verantwoordelijkheid. Dat daar een prijs voor betaald wordt -afhankelijkheid- wordt voor lief genomen. En is vrijwillig uit handen geven niet ook zelf beschikken? Vrijheid Zelfbeschikking en -bepaling betekent: onvervreemdbaar verantwoordelijkheid zijn voor het eigen leven en het eigen lichaam. Dat geldt voor het besluit organen te doneren maar ook voor het besluit het eigen leven te nemen. Nu is niemand te dwingen tot het aangaan van gesprekken maar/en tegelijkertijd leeft niemand in een vacuüm: er raken altijd anderen betrokken op een sterven, dus ook bij overlijden door eigen levensbeëindiging. Vanuit dat besef kan gesteld worden dat van autonomie sprake is indien op verantwoordelijke wijze de verbinding met anderen aangegaan wordt en rekening met hen wordt gehouden – en dat je je stáánde weet te houden. Als je jezelf in al je kwetsbaarheid kunt én durft te tonen. Als je rekening kunt én wilt houden met anderen. En die anderen, indien ontvankelijk, kunnen voorkomen dat voor of vanuit een isolement gekozen wordt. Maar de werkelijkheid is weerbarstig, en de menselijke draagkracht wordt als het gaat om sterfelijkheid -van zichzelf, van anderen- al snel overvraagd. Al vanaf het eerste moment dat ik een boek van Bert Keizer opensloeg -Het refrein is Hein. Dagen uit een verpleeghuis- werd ik gegrepen door zijn stijl: scherp, humorvol, ongekend nuchter als het gaat om sterven & dood en in die nuchterheid toch genuanceerd. Nieuwsgierig was ik dan ook naar zijn laatste schrijfsel: Voltooid - Nieuw licht op een zelfgekozen dood. Een vertrouwd onderwerp voor hem - en ook voor mij. Toch wist hij mij te verbazen.
Seneca ‘Nieuw licht’ is een ‘reeks filosofische pamfletten waarin de eeuwenoude denktraditie wordt gecombineerd met het nieuwe denken van onze tijd’. De reeks is samengesteld door filosofen Coen Simon en Frank Meester en bij deze uitgave vroegen ze Bert Keizer –filosoof, oud-verpleeghuisarts, arts Levenseindekliniek– zijn licht te laten schijnen op ‘voltooid leven’. Uitgangspunt daarbij is de klassieke tekst van David Hume Over zelfdoding waarin Hume pleit voor het recht te mogen sterven door eigen hand als het leven kwalitatief van geen waarde meer is. Een echo van Seneca: “Je moet het, zoals je weet, niet eindeloos rekken, want het goede bestaat niet uit leven zonder meer, maar uit leven op de goede manier. Daarom leeft de wijze zolang hij moet, niet zolang hij kan. (…) Het punt is niet of je eerder sterft of later, maar of je goed sterft of slecht; en goed sterven impliceert: ontkomen aan het risico slecht te leven.” (Brieven aan Lucilius, 8.70.4/6) David Hume is dan ook niet “een van de eersten die zelfmoord als een haalbare optie wenst te beschouwen.” (p. 20) Verre van zelfs. Voltooid leven? Dat vraagteken staat er ook zo in het boekje. “Je bent er nog wel, maar er niet meer zijn wordt een draaglijke mogelijkheid.” (p. 18) Ook voor Keizer (zie bijvoorbeeld tevens Voltooid leven van Els van Wijngaarden) is ‘voltooid’ lastig te definiëren, een vergaarbaak van betekenissen, of, zoals ik het zelf noem: een containerbegrip waarvan de gemene deler kan zijn ‘niet meer verder willen’. “Het gaat er niet alleen om dat je leven niet goed gaat, je moet daarnaast doordrongen zijn van het besef dat het niet meer goed kan komen.” (p.20) ‘Voltooid’ blijft als begrip in het pamflet terugkomen, soms als ‘voltooiing’, maar -als ik goed gelezen heb- nergens een krachtige duiding. Wel van ‘onvoltooid’. Zelfmoord! Dat uitroepteken plaatst Keizer niet, maar het had goed gekund. “On-voltooider kan het niet,” schrijft hij op pagina 33 over mensen die tot eenzame zelfdoding in diepe wanhoop overgaan. Hij speculeert er flink op los, en dat kan ook niet anders want die eenzame zelfdoder heeft Keizer niet vooraf geïnformeerd. Dus spreekt een eigen sentiment. Hoe komt hij tot deze veroordeling? Het staat hem niet aan dat ‘je het alleen doet’, ‘in totale afzondering, er is niemand bij.’ “Een dergelijke daad vindt plaats buiten alle sociale verbanden. Dat is het afschuwelijkste van deze manier van sterven.” (p. 28) Want de menselijke norm is de sociale. “Eén mens is geen mens. Anderen zijn soms vernietigend, maar wij zijn ook elkaars enige kans.” (p. 29) Keizer haalt John Donne aan (‘No man is an island’), geeft aan het bijzonder moeilijk te vinden betekenis te geven aan zijn bestaan én te leven met de gedachte van radicale eindigheid van de mensheid (naar Samuel Scheffler verwijzend: “Hoe zouden we reageren als de zekerheid dat er na onze dood nog altijd menselijk leven zal zijn, wegviel? Waarom is dit zo’n angstaanjagende gedachte? De gedachte dat die anderen er ooit niet zullen zijn verpest alles.”) –leestip: ‘Death’ van Todd May– en hij schrijft een mooie passage over autonomie (p. 44) die ik zo kan onderschrijven. Er is echter een verschil tussen ideaal en realiteit, tussen verlangen en werkelijk ervaren. Wat maakt dat iemand voor een isolement kiest, “moederziel alleen, ver weg van al die verbanden die ik beschreef, zich in een verstikkend vacuüm verplaatst” (p.33)? Omdat het dus klaarblijkelijk niet mogelijk was in verbinding te zijn en te blijven. Context Zowel privé als in mijn werk als uit uitvaartbegeleider en levenseindecounselor ken ik die situaties – vele zelfs. Eén van de insteken van counseling is kijken of naasten betrokken kunnen worden bij een consulttraject (voor zover zij niet al meteen bij een eerste consult aanwezig zijn – hoewel ook dát geen garantie voor blijvende betrokkenheid is want naasten hebben zo hun eigen agenda). Dat lukt niet altijd – en er is ook niet altijd een wens toe. Dat betekent dat een cliënt weloverwogen besluit voort te gaan zonder zijn/haar naasten op de hoogte te brengen van het voornemen (en ook: soms zijn die naasten er geheel niet). Dat achteraf blijkt dat iemand het sterven goed heeft voorbereid en niet gewelddadig uit de tijd is verdwenen (bijvoorbeeld met een o.d. pentobarbital) geeft een beetje lucht, maar daarmee zijn vragen niet opgelost, schuldgevoelens niet van tafel en is de pijn niet echt minder. En brieven en boodschappen die nagelaten zijn maken het er ook niet altijd eenvoudiger op. Er zijn evident veel meer situaties waarin iemand zichzelf doodt zonder eerst een gesprek aan te gaan. Echter, wanneer je niet weet wat iemand ertoe gebracht heeft, lijkt mij te stellen “zelfmoord. Het is de slechtst denkbare dood” (p. 28) (niet: ‘ik vind’ of ‘mij lijkt’ maar ‘is’) erg voorbarig. Voor iemand specifiek kan het in diens levenscontext mogelijk de állerbeste dood zijn. Zwagerman Hoeveel meer begrip kan ik opbrengen voor Jeroen Brouwers die in zijn lijvige, tweedelige De laatste deur kan laten, en zelfdodingsdeskundologen hun plek wijst. Wat hij bijvoorbeeld schrijft in zijn reflecties bij het overlijden van Joost Zwagerman: “Mijn ontzetting bij de zelfmoord van een dierbare geldt niet mijzelf, maar de zelfmoordenaar: mijn emotie bestaat uit deernis, tegelijkertijd laat ik waar mogelijk alle begrip voor zijn daad tot me toe en heb ik er geen oordeel over. Het was zijn leven en als zodanig zijn privébezit, waarover hij, net als iedereen, het recht heeft zelfstandig te beschikken.” En ja, Brouwers (foei…) is ondanks zijn begrip consequent in het spreken over ‘zelfmoord’. O ironie. (Over ‘113 Zelfmoordpreventie’ heb ik het hier maar niet.) En zelfs David Hume doet het beter hier: “Als we zelfdoding een misdaad noemen, dan kan alleen lafheid ons ertoe bewegen. Wanneer het geen misdaad is, dan zou zowel wijsheid als moed ons ertoe moeten brengen een eind aan ons leven te maken wanneer dat een last wordt.” (p. 89) Spreken over ‘zelfmoord’ is een veroordeling uitspreken over de suïcidant en tevens diens nabestaanden daarmee onnodig belasten – een dubbele veroordeling dus. Laten we een middenweg kiezen: zelfdoding – en hou het dus neutraal. Er zijn vele vormen van zelfdoding, de een gewelddadig, de ander onverwacht en in een isolement, een ander voorspelbaar of achteraf te bevatten, weer een ander esthetisch te duiden als ‘zelfeuthanasie’ – en weer een ander met de arts aan het bed. Op pagina 34 schrijft Keizer: “Ik wil het hier verder niet over zelfmoord hebben” – goed, stoppen we daar nu mee. De pil - nee, die andere De rest van Voltooid gaat over sterven in verbinding met anderen. Euthanasie, hulp bij zelfdoding en zelfeuthanasie. Keizer haalt casuïstiek aan om te laten zien waar duidelijke grenzen liggen en stervenshulp bieden onproblematisch is, en hij toont situaties waar dat vooralsnog niet is. “Ik neem u mee naar een ‘reguliere’ euthanasie, een lastige stapeling, een demente, een diep demente, en een voltooide.” (p. 45). Op diezelfde pagina creëert hij en passant een zevende zorgvuldigheidseis voor de WTL (euthanasiewet): “Het is dan ook niet goed denkbaar dat iemand euthanasie zou krijgen als al zijn geliefden erop tegen zijn. Ik heb dat tenminste nog nooit meegemaakt.” Wonderlijk, maar het staat er echt. Al is zo’n beetje de hele mensheid tegen, dan kan een euthanasie geoorloofd zijn. Dat is heel goed denkbaar. Juist daar zou je je als arts sterk voor moeten maken. Toch? De verhalen die volgen zijn des Keizers en vormen aangenaam leesvoer. In de beschouwingen wordt stilgestaan bij de Pil van Drion (vrij verkrijgbaar of toch maar niet), de euthanasiewet, het initiatief Dijkstra/Schippers, Coöperatie Laatste Wil, Philip Nitschke en krijgt BN-er Martin Kock een veeg uit de pan: “Ik weet niet of het hem moet worden aangerekend, of de redactie van Pauw, maar ik vind het obsceen om zo in het openbaar je levenswond bij een ander op tafel te leggen. En dan dat zinloze bonken op de muur van ‘de overheid’ om je levenseinde af te dwingen, terwijl je je maar hoeft om te keren en zie: daar is de deur waardoor je zo het graf in kunt stappen. Doe het toch zelf.” (p. 70) Zelfeuthanasie dus. Waarbij ik mij afvraag: hoeveel mensen die nu succesvol een beroep doen op de WTL en gehonoreerd worden in hun verzoek met levensbeëindigend handelen door een arts, zouden het zelf kunnen – zonder arts? En zouden zij dat dan ook niet dienen te doen? Denk aan beginnend dementerenden, psychiatrisch patiënten, al diegenen die klachten stapelen? De zojuist door de RTE (Regionale Toetsingscommissies Euthanasie) vrijgegeven jaarcijfers over 2017 belichten die drie groepen expliciet. Dat de euthanasiewet jaarlijks meer en meer succesvol betreden wordt, heeft dan toch ook te maken met het feit dat er klaarblijkelijk instanties en personen zijn die afhankelijkheid koesteren en propageren. Met welke maten wordt hier gemeten? Keizer, Bert, Voltooid. Nieuw licht op een zelfgekozen dood, Amsterdam, AmboǀAnthos, 2018, ISBN 9 789026 341137, 94 pagina's, € 10,00 BOEKBESPREKING
Vink, Ton, Een goede dood, Euthanasie gewikt en gewogen, Uitgeverij Klement Utrecht, 2017, ISBN eBook 978 90 8687 225 1 “De verwevenheid van mijn bestaan met anderen vermindert niet mijn zelfbeschikking, maar vergroot mijn verantwoordelijkheid.” (1.3.3) De nieuwe publicatie van mijn voormalige Einder-collega Ton Vink mag allereerst gezien worden als een update van zijn eerdere publicaties. Daarin bevindt zich zowel de kracht als de zwakte. Kracht omdat het boek zich laat lezen als een overzicht van zo’n beetje alles wat er zich maatschappelijk afspeelt in de huidige discussie over het levenseinde en de zelfgekozen dood; zwakte omdat herhaaldelijk teruggepakt wordt op eerder uitgegeven boeken en teksten (hoewel aangepast en geactualiseerd). Alle belangrijke elementen uit die discussie komen dan ook aan bod: zelfbeschikking, de status van het zelf, voltooid leven, psychiatrie, dementie, Schnabel, Schippers, Dijkstra, Van Wijngaarden, Heringa, hulp bij zelfdoding, verkrijgbaarheid medicijnen. Voor wie zich wil gaan inlezen in de materie en een kritische benadering niet afwijst, is dit boek een welkome starter. Eenieder die de discussie al sinds jaar en dag volgt, en vooral: bekend is met de positie die Vink verdedigt (zelfeuthanasie als ‘de’ goede dood bij uitstek) zal het niet veel nieuws te bieden hebben. Wetgeving en jurisprudentie zijn al sinds jaar en dag ongewijzigd en dat maakt dat standpunten en argumenten met meer of minder enthousiasme gerecycleerd worden – in de verwachting van verandering (of juist niet). Ton Vink schrijft belangrijke passages over het ´gedoe´ na een zelfeuthanasie. Arts, schouwarts, politie, recherche, (hulp)officier van justitie – sirenes, straatafzettingen, verhoor: iedere counselor is wel bekend met deze voor ‘verse’ nabestaanden emotioneel belastende gang van zaken. Dat zou zeker anders moeten, zeker ook anders kúnnen. Vink merkt terecht op: zelfdoding is niet strafbaar, dus laat arts en schouwarts in eerste instantie oordelen of er bij zelfeuthanasie wel sprake is van een plaats delict – dan kunnen geüniformeerde ambtenaren altijd nog het toneel opkomen. Het afgelopen jaar heb ik voor het eerst sinds ruim dertien jaar counselen mee mogen maken dat nabestaanden –bij de zelfeuthanasie aanwezig- mij enigszins verheugd mededeelden (immers, ik had hen voorbereid op het ergste) dat huisarts en forensisch arts het overlijden samen afwikkelden – geen politie in de straat en over de vloer, geen gedoe. Het kan dus wel. Een ander serieus punt van aandacht: het door Vink (wederom) benoemen van de ‘morele weerzin’ jegens zelfdoding en dus jegens zelfeuthanasie. M.i. zorgt het taboe ervoor dat rouw extra complicerend is/wordt vanwege de radicale verwerping van die menselijke mogelijkheid het eigen leven te benemen; of die stap uit het leven nu grondig gepland is, voorzien of niet. En personen, organisaties en instanties die het taboe mede in stand houden en versterken spelen daar een aanzienlijke rol bij. Dat zelfdoding niet als taboe hoeft te worden gezien, is niet hetzelfde als het goedkeuren of er begrip voor hebben – maar haal de lading eraf: een verlies van een dierbare naaste is zonder meer al zwaar genoeg. En zoals Vink ook terecht opmerkt: het is zo gewoon, zo breed maatschappelijk geaccepteerd dat een ander, een m/v in een witte jas, mag doden. Dat daar geen taboe op ligt… Overigens: hoeveel cliënten zijn er niet in onze counselingpraktijk die graag zouden willen dat een dokter het sterven begeleid, en niet zijzelf zelf het eigen sterven, al is het alleen maar om erkenning van het lijden te verkrijgen. Denk bijvoorbeeld aan de moeder die een verzoek indient bij de Levenseindekliniek voor stervenshulp omdat die weg haar een ‘betere’ verantwoording laat afleggen jegens haar puberkinderen? Maar, mag begrip hebben daarvoor gaan ten koste van de zwaarwegende vraag wíé de verantwoordelijkheid over het sterven dient te dragen? Vink opent zijn boek met gedachten over (die) verantwoordelijkheid en hij schrijft elders in de publicatie dat er, als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid, een voor de hand liggende weg is die begaan zou mogen (moeten?) worden: wie het kán moet het zelf doen (zelfeuthanasie), wie om welke reden ook dat níet kan zal allereerst de optie van hulp bij zelfdoding serieus moeten overwegen (drinken van een barbituraat in aanwezigheid arts) en pas in laatste instantie mogen sterven aan de naald. Het percentage hulp-bij-zelfdoding door artsen (ook door die van de Levenseindekliniek) loopt jaarlijks terug. De autonomie die in alle discussies zo sterk met de mond beleden wordt, verdwijnt meer en meer naar de achtergrond zodra de arts de leiding in handen neemt. Van verzoek naar gedwee ondergaan: de arts controleert én stuurt én handelt. Over verantwoordelijkheid gesproken. Het verbaast mij dat Ton Vink het optreden van een Officier van Justitie in de Valkenburgse zedenzaak ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van twee van de verdachten alsook politie en justitie ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van de verdachte arts in de zaak Tuitjenhorn. Dat die zelfdodingen onmiskenbaar een tragisch karakter hebben, neemt toch niet weg dat er telkens toch maar één iemand aangewezen kan worden als ‘schuldige’ (als die term al gebruikt moet worden), als verantwoordelijke? Immers, en belangrijk te beseffen, niet iedereen zal in vergelijkbare situaties een dergelijke stap zetten. En in het verlengde daarvan verbaast het mij ook dat hij in het hoofdstuk ‘De leugen regeert’, alwaar hij het onder meer heeft over het verval van De Einder, schrijft: “waar ik toch, met enige tegenzin, op inga (op in moet gaan).” Dat is bijzonder want hij lijkt mij geheel niets te ‘moeten’. Zelfbeschikking toch, gereflecteerd, dus weloverwogen en zelfgemotiveerd keuzes maken? Daar een handeling aan koppelen: dat is willen… Is er een ethische instantie die hem daartoe verplicht? Of geeft David Hume het antwoord? “Reason is, and ought only to be the slave of the passions, and can never pretend to any other office than to serve and obey them.” Na het schrijven over de ellende die hem ten deel is gevallen door de zowel erbarmelijke als beschadigende SBS6 uitzending Undercover van ‘journalist’ Alberto Stegeman en het seponeren van een strafzaak, had hij kunnen stoppen maar deed het niet. In het vervolg spreekt hij over een ‘juridisch medewerkster’ als het enfant terrible van Stichting de Einder, maar noemt het beestje niet bij de naam. Dat die medewerkster (bestuurslid) Miriam de Bontridder heet, had best wel vermeld kunnen worden; niet in de laatste plaats omdat zij op diverse plekken in krant en andere media over de breuk met de counselors heeft verhaald. De Bontridder hééft De Einder en het jarenlange discours-ten-positieve met al het bloed-zweet-en-tranen ten aanzien van het zelfbeschikt en zelfgeorganiseerd levenseinde willens-en-wetens in de afvoer gekieperd – en dat kon zij probleemloos doen vanwege ruggengraatloze medebestuursleden. Dat De Bontridder weinig op heeft met zelfbeschikking, daar heeft zij –intern en extern– nooit een geheim van gemaakt. Zo viel recentelijk te lezen op de website van De (huidige) Einder: “De tendens in Nederland is om de medicus steeds minder te betrekken bij de levenseindeproblematiek. Zelf vind ik dat geen goede ontwikkeling. Dat de opleiding van een medicus niet altijd de meest geëigende is om mensen met een doodswens op te vangen, daar ben ik het mee eens. Maar diegene die mensen een doodspil verstrekt, moet in mijn visie ook medisch/farmacologisch gevormd zijn.” (De Einder in gesprek met de vereniging Recht op Waardig Sterven, 16 oktober 2017) Aan het vertrek van hemzelf samen met de meeste counselors in najaar 2015 en de perikelen rondom het opstarten van Stichting LevenseindeCounseling, wijdt Vink geen woorden. Net als De Einder, voltooid verleden tijd? Het hoofdstuk over ‘interne psychologische beperkingen’, over de homo fraudens, waarin gesproken wordt over het ontwijkende ik en over de (on)mogelijkheid van het zelf het zelf te kennen, laat zich dan toch met enige ironie lezen. Het is overigens m.i. het belangrijkste hoofdstuk van het boek omdat de psychologische én morele puzzels die daarmee samenhangen bepalend zijn voor het allerbelangrijkste in de discussie over het zelfgekozen levenseinde – en die puzzels zijn er voor cliënten maar zeer zeker óók voor counselors. “Het benadrukken van het belang van het creëren van zo groot mogelijke helderheid en zorgvuldigheid waar het gaat om het overwegen, voorbereiden en eventueel uitvoeren van ingrijpende besluiten tot op het niveau van de beëindiging van het eigen leven. Die helderheid en zorgvuldigheid maken het een mens mogelijk, mét al zijn beperkingen, zo verantwoord mogelijk zelf te beschikken.” (1.3.2). Het óptimale nastreven in de wetenschap dat het nimmer perfect zal zijn. Het natuurlijk vermogen zélf te beschikken en daarnaar te handelen, is en blijft een spannende maar ook risicovolle aangelegenheid! You win some, you lose some. Ton Vink schrijft helder, zijn analyses zijn scherp en niet zelden zonder humor en spot – zoals we van hem gewend zijn. En ik kan zijn besproken posities en argumentaties grotendeels onderschrijven – dat zal geen verbazing wekken gezien de vele jaren die we bij De Einder samenwerkten: een gedeelde missie. En die missie dient aandacht te blijven krijgen in een debat waar ‘eigen regie’ maar wat makkelijk over de rand van de tafel geveegd wordt. Half november verschenen er in de Belgische kranten artikelen over een priester die gesproken had met een man die schijnbaar depressief was en zelfdodingsplannen had. Deze man, Tony Vantomme, doodde zichzelf in 2015 ook daadwerkelijk en zijn partner (nu weduwe) achterhaalde later het contact tussen man en priester – en diende een klacht in.
Had de priester uit Brugge, Alexander Stroobandt, niet de noodklok moeten luiden en externe psychische begeleiding moeten inroepen om zo het overlijden te voorkomen? ‘ “Hij belde me op om te biechten”, aldus de priester. “Dat gebeurt nu eenmaal niet altijd in een biechtstoel in de kerk.” Meer dan een uur probeerde de priester naar eigen zeggen om de man op andere gedachten te brengen. Nadien volgden nog verschillende sms’en. Maar de priester lichtte de hulpdiensten niet in. “Door het biechtgeheim was ik aan handen en voeten gebonden. Het was duidelijk dat het om serieuze plannen ging. Maar ik heb alles gedaan wat ik kon om hem ervan te overtuigen geen overhaaste beslissingen te nemen. Is het dan mijn fout dat die man uiteindelijk toch besliste om zich van het leven te beroven?” ’ (Gazet van Antwerpen, 14 november 2017) Het Brugse parket dacht daar anders over: de priester moet voor de rechter komen wegens schuldig verzuim! De Brugse raadkamer besloot inderdaad dat de priester zich voor de correctionele rechtbank zal moeten verantwoorden. “Voor schuldig verzuim zou hij een gevangenisstraf van één jaar en/of een geldboete tot 3.000 riskeren. De priester beroept zich op zijn biechtgeheim, maar daar kan de burgerlijke partij zich absoluut niet in vinden. 'We leven in een seculiere maatschappij. Als je mensen moet helpen, dan doe je dat ook', aldus meester Patrick Martens.” (Knack, 15 november 2017) Uitspraken in die laatste zin zijn opmerkelijk: we leven in een seculiere maatschappij, en: als je mensen moet helpen dan doe je dat. Leven in een seculiere maatschappij (of dat zo is, is op zich bediscussieerbaar) verandert toch niets aan het gegeven dat mensen vertrouwelijke gesprekken aangaan in de verwachting dat de vertrouwelijkheid niet geschonden wordt? Of dat vertrouwelijke gesprek nu een religieus kader en karakter heeft en/of dat er werkelijk (qua definitie) van een biecht sprake is, maakt daartoe niets uit. Hoe belangrijk het is om ruimte te geven om te kunnen praten over de zwaarte van het eigen bestaan, over gedachten het leven te willen beëindigen (of over wat al niet) weten alle hulpverleners wel. Vlak niet uit de emotionele last die iemand draagt en de drempels die overgegaan dienen te worden om contact te zoeken om zo die last bespreekbaar te maken – en zo dus los te koppelen van louter de eigen innerlijke beleving. Als de garantie van geheimhouding weggehaald wordt, wordt de noodzakelijke veiligheid die gesprekken vooronderstellen onderuitgehaald. En zal een keuze voor blijvend isolement gemaakt kunnen worden. Die veiligheid verdwijnt ook als het gesprek aangegaan wordt met iemand die vindt dat die de morele plicht heeft te ‘moeten helpen’. Ongeacht wat de betreffende persoon zelf vindt, vindt een ander dat die het recht heeft om in te grijpen. En dat min of meer wettelijk afgedwongen. Schuldig verzuim betekent dan in gebreke blijven door de ander vrij te laten: geen hulp verlenen aan een persoon in vermeend groot gevaar. Iemand die overweegt zichzelf te doden is vanuit die optiek in dergelijk ‘groot’ gevaar. Het gaat er dán niet om dat iemand gevaarlijk is voor anderen, maar voor zichzelf. Je bent op de hoogte dat er iets staat te gebeuren, maar je grijpt niet in. Dat op de hoogte zijn veroorzaakt de ‘schuld’. Mijn Vlaamse cliënten wijs ik op dat rechtsbeginsel: immers, ook als het gaat om een zorgvuldig voorbereide zelfdoding (wat we zelfeuthanasie zijn gaan noemen) moeten betrokken naasten de juridische risico’s kennen. En België kent wegen, net als in Nederland met IBS of RM, om in het kader van verantwoordelijkheden en protocollen binnen de geestelijke gezondheidszorg inschattingen te maken of overgaan op dwangbehandeling gewenst is. Cliënten weten dat natuurlijk ook, en maken eigen afwegingen in welke mate zij open willen, kunnen en durven zijn. Besef tevens: een weloverwogen keuze om het eigen leven te beëindigen kan óók plaatsvinden indien er sprake is van een psychopathologie. Dat iemand bijvoorbeeld (chronisch) depressief is, maakt die persoon niet direct wilsonbekwaam. Publicist Mark Van de Voorde schrijft in de Knack van 16 november: “Tal van hulpverleners en anderen worden bijna dagelijks geconfronteerd met mensen die aan suïcide denken. Hebben zij dan ook telkens de morele (niet juridische, want suïcide is niet strafbaar) plicht om meteen de hulpdiensten in te schakelen? Neen. Wel de morele plicht om te proberen de mens in nood op andere gedachten te brengen. Elkeen weet dat dit heel moeilijk is en vaak slechts tijdelijk helpt. Ook het optreden van hulpdiensten betekent in veel gevallen slechts uitstel: wie ondanks herhaaldelijk inpraten op hem van nabestaanden, vrienden en hulpverleners, toch een einde aan zijn leven wil maken, vindt helaas een gelegenheid daartoe.” Een realistische kijk op de zaak. Echter, die morele plicht om een mens op andere gedachten te brengen: bestaat die plicht wel? Is het niet veel eerder zo dat iemand zichzelf op andere gedachten brengt vanuit inzichten die kunnen ontstaan door in dialoog te gaan met een hulpverlener of existentieel-/spiritueel begeleider? Een dialoog waarin respect is voor de autonomie, waarin empathie en betrokkenheid getoond wordt. Een dialoog die een open einde kent of mag kennen, en juist daarom vertrouwen en veiligheid kent. De weduwe van Vantomme zit begrijpelijk met haar eigen vragen en zoekt waarschijnlijk naar antwoorden vanuit een ‘als… dan had mijn man nog geleefd’. Antwoorden zullen niet gemakkelijk te vinden zijn (als die er al zijn). Het is ook een verlangen naar maakbaarheid. Edoch, haar man is dood door eigen handelen en alleen hij is verantwoordelijk voor de levensbeëindiging. Zelfdoding is geen strafbare handeling – welke morele positie ook ingenomen wordt. De werkelijkheid laat het niet toe feiten te herschrijven. Een harde waarheid die in moet dalen – eenvoudiger gezegd dan gedaan. Priester Stroobrandt is (voor zover bekend) het gesprek aangegaan. That’s it. Mocht er verder geen belastende informatie vrijkomen en mocht de uitspraak negatief gaan uitvallen voor deze Vlaming zal er bij onze zuiderburen een trilling en een rilling gaan door hulpverlenersland. Want, zoals Van de Voorde zegt in het eerder genoemde artikel: “Wie raakt aan het beroepsgeheim… aan het biechtgeheim… In beide ondergraaft hij een van de zuilen van onze beschaving, het vertrouwen.” ‘De zorgelijke staat van de euthanasiewet’
Zo luidt de ondertitel van de publicatie De weg kwijt van Boudewijn Chabot, uitgegeven bij Nijgh & Van Ditmar. Naast introducerende bijdragen van hoogleraar Langdurige Zorg en Dementie, Anne Mei-The, en hoogleraar Psychiatrische Epidemiologie en Publieke ggz, Jim van Os, over de huidige maatschappelijke omgang met dementerenden en psychiatrisch patiënten, staan er drie artikelen van Chabot in die hij eerder publiceerde (de Volkskrant, Trouw en NRC) én drie nieuwe stukken van diens hand. Chabot plaatst kritische kanttekeningen bij de wijze waarop in de huidige Nederlandse situatie euthanasie verleend wordt bij ernstig dementerenden en patiënten met een ernstig psychiatrische aandoening: “Voor hen is zelf beschikken erg lastig. Als zij hun doodswens op papier zetten, kleven aan de uitvoering morele en praktische problemen.” (p. 8) Zijn kritiek richt zich i.h.b. op de toetsingscommissie euthanasie omdat die akkoord gaf (‘als zorgvuldig bestempeld’) aan levensbeëindiging van demente mensen die volstrekt weerloos waren: mensen die niet meer kunnen beseffen dat zij een dodelijke injectie krijgen. (p. 26) Hoewel het vooralsnog gaat om slechts weinigen, is de zorg van Chabot dat deze praktijk steeds gewoner wordt. Juist de toetsingscommissie als toezichthouder op de wet “teert in op haar geloofwaardigheid” (p. 9) indien zij niet meer terughoudend en meer begrenzend reageert op levensbeëindigingen die eigenlijk alleen in zeer uitzonderlijke situaties toegepast zouden moeten, nee: zouden mogen, worden. De drie belangrijkste zorgvuldigheidseisen van de WTL/euthanasiewet (en hun samenhang) staan volgens Chabot onder druk (‘erosie’): er dient sprake te zijn van 1 een vrijwillig en weloverwogen verzoek, 2 ondraaglijk en uitzichtloos lijden en er is 3 geen andere redelijke oplossing dan euthanasie. “Nu mag een redelijk alternatief voor de dood worden geweigerd en krijgt de euthanasie van de commissie toch het stempel zorgvuldig” (p. 39) en wordt zelfbeschikking meer en meer het enige wat ertoe lijkt te doen: “Zelfbeschikking heeft het pleit gewonnen.” (p. 76) En zo wordt “geruisloos de fundering van de wet uitgehold.” (p. 40) Als het gaat om de bescherming van uiterst kwetsbare personen heeft het Openbaar Ministerie de taak de toch als goed bevonden praktijken aan de rechter voor te leggen. (p. 44, p. 62 e.v.) Maar ook politici hebben verantwoordelijkheid omdat zij volgens Chabot nalaten “op de omvang van dit probleem te wijzen dat onze samenleving kan corrumperen als we op ruime schaal euthanasie gaan verlenen.” (p. 52) En ook artsenfederatie KNMG krijgt vanwege makkelijk meebuigen met de huidige praktijk een vingerwijzing want zij “vraagt zich blijkbaar niet af of de terughoudendheid van artsen misschien hun verzet uitdrukt tegen de in de spreekkamer toegenomen vraag om euthanasie.” (p. 60). In De weg kwijt staat Chabot –verder– stil bij de betekenis van de Levenseindekliniek, bij de goedpraterij van Jacob Kohnstamm (voorzitter Regionale Toetsingscommissie Euthanasie), bij zorgalternatieven, de (maatschappelijke) waardering en omgang met mensen met dementie en psychiatrische problematiek, bij het belang van de behandelrelatie. En het is niet verwonderlijk dat Chabot wijst op het zelf verantwoordelijkheid nemen op die momenten dat iemand dat zelf nog kan (bijvoorbeeld bij beginnende dementie). Chabot heeft in het levenseindedebat inmiddels flink naam gemaakt met zijn actieve inzet zelfeuthanasie bekendheid te geven. Denk aan zijn dissertatie Auto-euthanasie in eigen hand (2007) maar vooral aan de publicatie Uitweg die sinds 2010 informeert over ‘een waardig levenseinde in eigen hand’. “Een arts die geen euthanasie wil verlenen maar ook zijn patiënt niet in de steek wil laten, mag hem (én de familie) wijzen op de autonome route. Dat heeft de KNMG in 2011 bevestigd.” De euthanasiewet behoeft niet veranderd te worden, wel is een aanpassing gewenst “van de opiumwet die de invoer van een barbituraat strafbaar stelt.” (p. 35) Ondanks al zijn kritische bewoordingen spreekt Boudewijn Chabot niet van euthanasie-op-een-hellend-vlak. Hij noemt dat een ‘misleidende metafoor’ omdat we in onze omgang met de eindigheid juist omhoog zouden kunnen klimmen. Dat verbaast mij enigszins, d.w.z. dat klinkt mij paradoxaal in de oren omdat hij het boekje enkele regels later afsluit met de opmerking ‘misschien is het daarvoor al te laat’, wijzend op de bestaande praktijk van euthanasie “als laagdrempelige optie voor psychiatrische en demente patiënten.” (p. 76) In een interview getiteld Afscheid van een rotleven met journaliste Evelien van Veen in de Volkskrant (26 augustus 2017) stelt Marcel Langedijk dat euthanasie ‘veel humaner' is dan sterven door eigen hand.
Langedijk schreef een boek (Gelukkig hebben we de foto’s nog, Uitgeverij Q) over de zelfgekozen dood van diens broer Mark: ‘41 jaar, alcoholist, gescheiden, vader van twee zoontjes, lijdend aan een angststoornis en een depressie’. Nu gaat dit schrijven niet over de legitimiteit van een doodswens –hier die van Mark– van een verlangen en een streven er niet meer te zijn, niet over lijdensdruk of over draagkracht en draaglast. Niemand heeft de plicht tot leven, en het beëindigen van het eigen leven is nu eenmaal een menselijke mogelijkheid die al sinds mensenheugenis frequent, dag in dag uit benut wordt om het aardse paradijs te verlaten. De mogelijkheid het eigen leven te benemen kan in eerste instantie neutraal geduid worden, als een constatering. Maar omdat er op de een of andere wijze toe besloten wordt, kunnen er vragen en opmerkingen geplaatst worden bij de kwaliteit van een dergelijk finaal besluit. Ofwel: is/was het een juiste beslissing, is/was er geen alternatief, is/was er niet tóch een acceptabel leven te verkrijgen, etc. Eenmaal dood verliezen die vragen vanwege onomkeerbaarheid grotendeels hun relevantie maar voor nabestaanden (indien niet vooraf geïnformeerd) kunnen die verworden tot een wrange echo uit graf of urn. Een zo hoog mogelijke kwalitatieve besluitvorming, het best denkbare in relatie tot alle wezenlijke aspecten van iemands leven –voorafgaand aan een besluit links- of rechtsom– is waar ik onder meer met mijn cliënten over spreek. De wijze waarop tot een besluit gekomen wordt, is evident mede afhankelijk van iemands cognitieve en emotieregulatieve vermogens. Vragen kunnen ook gesteld worden bij de keuze van uitvoering. En daar gaat het hier over. Indien gesproken wordt over het ‘juiste’ of ‘het goede’ doen, wandelen we de ethiek binnen. De opmerking ‘veel humaner’ in relatie tot de praktijk van euthanasie wijst op ‘dat is juist om te doen’. En tegelijkertijd op iets wat minder is, of niet gewenst, of op wat afgewezen dient te worden. Het gaat om een kwalificatie op een lijn van ‘absoluut niet doen’ naar ‘absoluut doen’. Op welk punt van die lijn een acceptabele halte bereikt wordt, kan en zal van legio factoren afhangen. Voor alles dient bevraagd te worden: wat wordt hier bedoeld met ‘humaan’. Ikzelf ben geneigd om in de context van levensbeëindigend handelen humaan te reserveren voor: zonder (extra) lichamelijke beschadiging of verminking (dus niet gewelddadig), zonder uitzonderlijke (extra) pijn (dus relatief pijnloos), binnen afzienbare tijd (d.i. er is een inschatting te maken van de tijd van sterven), en: aanwezigen hoeven niet te schrikken voor de laatste levenshandeling en het stervensproces, en kunnen aanwezig zijn. Dan zijn er diverse methoden denkbaar om een humaan einde voor elkaar te krijgen. Euthanasie is daar een voorbeeld van, hulp bij zelfdoding onder supervisie van een arts ook, of zelfdoding met een overdosis aan (zelf verkregen) medicijnen, sterven middels een gas (helium, stikstof). Ook welbewust stoppen met eten en drinken reken ik onder ‘humaan’. Iedereen die aanwezig wil zijn als toeschouwer zal vooraf geïnformeerd moeten worden over wat er staat te gebeuren. In de situatie van Mark is dat ook gebeurd. Vorig jaar viel al uitgebreid in de Linda. van 16 november te lezen hoe Mark zijn dood tegemoet ging: Het broertje van journalist Marcel was alcoholist en koos voor euthanasie. “Om kwart over drie ging de bel. Dokter Marijke. Ze droeg een zwart jurkje en gympen, ze had donker haar en was nog geen veertig. Mark had gezegd dat hij haar zeker ‘verkering’ had gevraagd als hij niet doodging. Ik snapte dat wel, ondanks dat dit de vrouw was die mijn broertje dood ging maken. De grapjes hielden op. Het werd stiller in de tuin, op wat truttende mussen na. Dokter Marijke legde uit wat er ging gebeuren. Dat Mark zo op bed zou gaan liggen, dat hij rustig moest blijven, los moest proberen te laten. De eerste spuit bevatte een zoutoplossing, zei ze, de volgende een slaapmiddel. “In veel gevallen is dat al genoeg”, zei ze, maar Mark had een goed hart, dus zou het de volgende spuit zijn die hem zou doen sterven. “Die spuit stopt je hart”, zei ze. Ik begon te huilen, mijn ouders ook, iedereen eigenlijk, zelfs Mark. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij ons zag huilen. Ik wilde het niet, maar het ging vanzelf. Hij zwikte de laatste witte wijn uit zijn glas achterover toen dokter Marijke zei: “Zullen we?” We zouden nog één sigaret roken, hadden we eerder afgesproken, zoals ze dat doen in films, dus ik stak op. “Mark,” zei ik, “Mark, we roken er nog eentje, toch?” “Nee,” zei Mark, “ik ga nu dood.” Hij ging op bed liggen. Hij droeg een T-shirt met de tekst use less, of useless, dat mocht je zelf weten. Daaronder een spijkerbroek, dááronder zijn lawaaiige Jeffery West-puntschoenen. Die hield-ie gewoon aan, die mochten ook ‘in de fik’. Net als hij. We huilden, vertelden elkaar dat we van elkaar hielden, dat het goed zou komen, dat we voor elkaar zouden zorgen, dat we elkaar ooit weer zouden zien, we hielden elkaar vast. Als het niet zo verschrikkelijk was, was het mooi geweest. Dokter Marijke zei: “Doe maar rustig, Mark, laat maar los.” En: “Weet je honderd procent zeker dat je dit wilt?” In mijn hoofd schreeuwde ik nee. Mark zei ja. Dokter Marijke drukte de eerste spuit leeg. Ik wilde weg. Naar Sammie. Naar buiten. Dokter Marijke drukte de tweede spuit leeg. Marks ogen draaiden weg, hij zuchtte diep. Zijn laatste. Dokter Marijke drukte de derde spuit leeg. Zijn gezicht veranderde, verloor kleur. Mark was weg. Mijn broertje was dood.” In de passage hieraan voorafgaand schrijft Langedijk: “Nog zes uur. We rookten stug door, Mark dronk bier, ik koffie. Mijn handen waren klam, mijn kop suisde van het slaapgebrek. Het was mooi weer, dat wel. Rond drie uur zou dokter Marijke komen.” Met mijn lekenverstand, nou ja, denk ik dan: ‘Mark dronk bier’, ‘Hij zwikte de laatste witte wijn uit zijn glas achterover’ – dan kan hij toch ook een glas pentobarbital (barbituraat) drinken, of een bakje vla of yoghurt leeglepelen met hetzelfde middel, of…? Zélf doen in plaats van gedwee ondergaan – jezelf doden in plaats van gedood worden. Zorgvuldige zelfdoding of zelfeuthanasie… Inmiddels is er zoveel informatie bekend over effectieve én humane wijzen van zelfdoding waar familie bij aanwezig mag en kan zijn (jurisprudentie) dat een arts buiten beeld kan blijven. En dat zouden artsen moeten weten, SCEN-artsen zeker! Ik weet natuurlijk niet wat er besproken is in deze relatie tussen arts en patiënt, maar als buitenstaander vraag ik me af of het niet zuiverder was als Mark gezegd zou hebben: ‘Beste dokter, mijn lijden is mijn probleem, de ellende van mijn leven inclusief alle keuzes die ik gemaakt heb valt onder mijn verantwoordelijkheid en dus neem ik ook de verantwoordelijkheid voor mijn sterven omdat ik dat kan.” Heeft iets zelf kunnen doen niet het morele primaat? Is dat niet juist mens-zijn: een beroep doen op je individuele vermogens je leven vorm te geven? In deze context: moet euthanasie zoals geformuleerd en vastgelegd in de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding als zijnde mercy killing niet beperkt blijven tot die situaties waarin iemand echt niet zelf levensbeëindigend kan handelen? Mark had m.i. een arts niet hoeven te belasten met zijn stervenswens (hoewel betrokken arts daar dus anders over dacht en daarin door collegae gesteund werd). Voor veel mensen –althans, dat het om veel mensen zou gaan is een beeld dat diverse organisaties en media in stand houden ook al zijn er geen absolute getallen te geven– wordt euthanasie (sterven door actief ingrijpen van een arts) niet alleen als een zeer goede dood maar zonder meer gezien als de beste wijze om het leven te verlaten als (uitzichtloos, ondraaglijk) lijden niet te verlichten valt, als lijden niet ‘ont-leed’ kan worden. Inmiddels sterft zo’n 4 procent van de Nederlandse bevolking jaarlijks middels artseneuthanasie of hulp bij zelfdoding. Termen die (al of niet terecht) aan die euthanasie gekoppeld worden zijn onder meer: zelfbeschikking, waardigheid, barmhartigheid. Mark valt hier postuum niets te verwijten: hij maakte gebruik van gelegaliseerde stervenshulp. En hij heeft er zelf voor gekozen, toch? In het Volkskrantartikel is te lezen: “… zelfmoord plegen wilde Mark niet en de familie was daar blij om. ‘Hij heeft een aantal keer een lafhartige poging gedaan met de verkeerde medicijnen, maar uiteindelijk durfde hij het niet, het kan tenslotte ook behoorlijk misgaan. Deze manier is veel humaner, als er al zoiets is als een humane dood. Ik vind het knap van hem. Door voor euthanasie te kiezen, heeft hij mijn ouders, mijn zus en mij een mooi afscheid kunnen geven.’ ” Zoals ik hiervoor al heb laten zien, kan dit eenvoudig weerlegd worden. Je hebt dus zelfdoding en… je hebt zelfdoding. Een lafhartige poging? In hetzelfde artikel zegt zijn broer verder: “[Marks] leven is een aaneenschakeling geweest van stappen die hij niet durfde te zetten, maar deze stap, waar je ongelooflijk veel moed voor nodig hebt, heeft hij wel gezet. Dat vind ik op de een of andere manier ontzettend stoer van hem.” Mark vroeg om euthanasie en kreeg dodelijke injecties, maar was het niet veel moediger en stoerder geweest als hij het zélf gedaan zou hebben? Omdat hij dat dus kon? Vraag ik me ook af: zouden mensen die juist om stervenshulp vragen aan arts, als die artsenhulp er niet zou zijn de stap ook echt zelf durven zetten? Kijk jezelf eens goed aan in de spiegel als je zegt ‘tot hier en niet verder…’ Uit mijn praktijk weet ik dat het toegekend krijgen van euthanasie een ongekende erkenning van het lijden is: ‘Het gaat mij zo zwaar dat de dokter bereid is mij dood te maken!’ Ik leg de vraag dan bij mijn cliënt: “Is het jezelf erkenning geven niet voldoende?” Klaarblijkelijk niet voor iedereen. En zo behouden artsen hun/een macht en zetten zij hun kennis in voor pijnverlichting maar ook bij stervenshulp – iets wat al eeuwenlang ingeburgerd is in de samenleving en het ziet er niet naar uit dat daar verandering in gaat komen. Wat ook niet hoeft. Vanuit het standpunt van individuele onafhankelijkheid is het winst dat er steeds meer betrouwbare kennis bij leken komt om onder eigen regie het leven te beëindigen. En nogmaals: de mate van lijden (van Mark of van wie dan ook) is hier niet mijn punt. Het gaat mij om het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leven hoe ‘rottig’ dat leven ook is – en dat maakt een uitspraak als ‘euthanasie is veel humaner’ uiterst dubieus. Het is het leggen van beslissingsbevoegdheid en uitvoeringsverantwoordelijkheid bij een ander in een situatie waar die niet thuishoort. Tot slot. Mark is een van de weinige personen met aan alcoholisme verbonden ondraaglijk en uitzichtloos (ja toch?) lijden die de euthanasie kreeg – maar niet de eerste, aldus is te lezen in het Vk-artikel. De slogan ‘Geniet, maar drink met mate…’ draagt zo een extra waarschuwing in zich mee. ‘Internationaal wordt schande gesproken van de euthanasie’ –zo opent het artikel van Van Veen– maar om kritisch te zijn en vooral te blijven over euthanasietoekenningen en de onderliggende motivatie, hoeven we de grens niet over. Het levens- en stervensverhaal van Mark is welbewust de publieke ruimte ingeschoten. En zijn sterrenstof dwarrelt nu neer op de voortgaande euthanasiediscussie. 8/16/2017 © De Standaard woensdag 16 augustus 2017 | Algemeen | Redacteur Maarten Goethals | Brussel Wie in Nederland zijn leven als ‘voltooid’ beschouwt, kan samen met een ‘stervensconsulent’ een zelfgekozen levenseinde orchestreren. ‘Ook Belgen komen naar mijn praktijk.’ 'Het leven voltooid? Bestel via China de juiste pillen.' ‘Wat valt onder voltooid leven? Moeilijke vraag. Spreek met tien mensen, en je krijgt tien verschillende antwoorden. Dat maakt de discussie verschrikkelijk moeilijk, zeker in het vinden van een politieke consensus. Toch blijkt uit de praktijk dat de vraag naar een actief zelfgekozen levenseinde bestaat.’ Frank Vandendries weet waarover hij spreekt: de Nederlander werkt sinds enkele jaren als consulent voor de Stichting LevenseindeCounseling. Die organisatie, gevestigd in Noord-Holland, staat ‘cliënten’ te woord die ‘in alle openheid en zonder moreel vooroordeel wensen te praten over hun levenseinde en eventueel begeleiding zoeken’, en die doorgaans niet in aanmerking komen voor euthanasie. Medicijnenroute Dat bijstaan gebeurt binnen de wettelijk toegestane ruimte, benadrukt Vandendries. ‘Jaarlijks komen in mijn praktijk tussen de vijf en tien Belgen’ Frank Vandendries Stichting LevenseindeCounseling Wat het zeker niet is? Mensen beïnvloeden bij het maken van een keuze, of aan het sterfbed gaan zitten en hulp verschaffen in de vorm van concrete voorbereidingen, zoals het klaarmaken van de dodelijke middelen. Wat is het dan wel? ‘Als gesprekspartner de dialoog aangaan’, zegt Vandendries, van opleiding filosoof. ‘Luisteren naar de argumenten en stilstaan bij de overwegingen rond de doodswens. Kortom, discussiëren over zingeving en levenskwaliteit, en waar mogelijk het verbreden van het perspectief, alternatieven aanreiken. Maar evengoed wijs ik op de verschillende methoden en middelen om het leven te beëindigen, waar die in het buitenland te kopen, volgens welke medicijnroute, en welke juridische consequenties dat kan hebben indien de douane de pillen aan de grens ontdekt. Maar dat laatste hield nog niemand tegen.’ Wat die informatie over medicijnen betreft, die van China of Mexico kunnen komen, zegt Vandendries dat hij alleen informatie deelt die bijvoorbeeld ook op het internet terug te vinden is. De discussie over voltooid leven vindt hij geen gemakkelijke. ‘In Nederland woedt die zeker al vijftien jaar, maar door de kabinetsformatie en een initiatief van de partij D66 kreeg het plots urgentie. Maar als één ding duidelijk werd, dan wel de grote verscheidenheid aan definities. Iedereen vult het concept voor zichzelf anders in, al naargelang van het eigen aanvoelen. Zo kan het gaan om existentieel lijden, aan lijden aan het leven zelf, of aan het gebrek van zin of doel. Dat gaat voorbij het medische.’ Vorig jaar klopten 143 mensen aan bij de Stichting met de vraag naar begeleiding. 22 van hen stierven door ‘zelfeuthanasie middels een overdosis aan medicatie’, luidt het. De gemiddelde leeftijd betrof zestig jaar en meer dan de helft had geen verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding aan de arts gedaan. Volgens Vandendries wijzen die cijfers, hoe gering ook, wel degelijk op een maatschappelijke vraag om ‘voltooid leven’ als fenomeen ernstig te nemen. Niet alleen in Nederland, maar ook in België, waar het debat nog maar in zijn kinderschoenen staat, en de meeste partijen huiverachtig staan tegenover een verbreding van de huidige euthanasiewetgeving. ‘Jaarlijks komen in mijn praktijk nochtans tussen de vijf en tien Belgen.’ Vandendries vermoedt dat het debat niet meteen gaat liggen, tot spijt van wie het benijdt. ‘De vergrijzing gaat de zaak op scherp stellen. En zeker als de zorg voor die groeiende groep niet evenredig volgt. Uit onderzoek blijkt dat vereenzaming en een gebrek aan goede opvang mensen moedeloos kunnen maken om verder te willen doen.’ Volledige autonomie Voor alle duidelijkheid, zegt Vandendries: ‘De meeste mensen die de nodige medicijnen in huis halen, gebruiken die niet meteen, maar willen die wel klaar liggen hebben, voor als het moment aanbreekt. Dat beslist de cliënt volledig zelf, en daar kom ik absoluut niet in tussenbeide. En dat is wat D66 juist wel wil: begeleiding en controle tot aan het sterfbed.’ Los van de veelheid aan motieven waarom iemand kiest voor zelfdoding, lijkt één zaak iedereen toch te binden die bij Vandendries komt of bij een van zijn collega’s (of een ander centrum dat zich specialiseerde in ‘humaan sterven’): de ‘fundamentele overtuiging dat noch de overheid noch artsen kunnen en mogen bepalen om welke reden iemand wil stoppen met leven’. Maar voorlopig lijkt een wettelijke wijziging in Nederland niet voor meteen. Gisteren kwamen de vier onderhandelende partijen (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie) overeen om de regels rond euthanasie niet te veranderen. Eerder leidde die politieke eis van de liberale D66 tot hoogspanningen in de kabinetsformatie. Geen steun voor ‘voltooid leven’ Ook wie niet terminaal ziek is, maar levensmoe, moet euthanasie kunnen vragen. Dat vindt Vlaams Parlementslid en senator Jean-Jacques De Gucht (Open VLD). Hij wil die mogelijkheid in de wet inschrijven. ‘Wanneer mensen aangeven dat ze levensmoe zijn, wie zijn wij dan als maatschappij om te zeggen dat ze moeten blijven leven?’ Enkele LEIF-artsen openden zaterdag in deze krant het debat over dat maatschappelijk gevoelige onderwerp. Maar de oproep van De Gucht valt op een koude steen. Voor coalitiepartner CD&V kan er op dit moment geen sprake zijn van een uitbreiding van de huidige wetgeving rond euthanasie. ‘Vooraleer we gaan praten over een eventuele uitbreiding moet de bestaande wetgeving eerst een keer grondig worden geëvalueerd’, zegt Kamerlid Els Van Hoof. Valerie Van Peel (N-VA) sprak op Twitter van een ‘slippery slope’ – een hellend vlak. (gom) Bron: http://www.standaard.be/cnt/dmf20170815_03019549 Zelfmoord. Zelfdoding. Zelfeuthanasie. Zelfgekozen levenseinde.
Wie geconfronteerd wordt met een sterven door eigen handelen, een onaangekondigd verlies, onverwacht, out of the blue, zal zich afvragen: hoe is het mogelijk, hoe kan dit, waarom heb ik dit niet gezien, wat had ik kunnen doen? En nog veel meer. Er is geen grip (geweest) op het moment waarop iemand besluit de stap te zetten en het leven te beëindigen. Die iemand die niet meer kan of wil wachten. Die een laatste overweging maakt. De stap als beste stap ervaart - want waarom anders jezelf over de drempel van het leven duwen. Het besluit er niet meer te willen zijn gaat over elke twijfel heen. Dit leven niet. Het leven niet. Geen hoop, geen verlangen. Niets. Niet zijn. Denken en voelen slaan letterlijk dood. Gebruik maken van een natuurlijk vermogen. Nu. Wie zal het zeggen? Als levenseindecounselor (Stichting LevenseindeCounseling) probeer ik mijn cliënten te wijzen op de waarde van het in gesprek gaan met naasten. Maar dat kan niet altijd, dat wordt niet altijd gewild. Het is aan de cliënt te delen met zijn naasten. Als dat kan, als dat vermogen er is; als er geluisterd kan worden door naasten, als er empathie kan zijn, en compassie, als wellicht het haast onmogelijke in overweging genomen wordt: begrip. En: laten en los laten. Dat is nogal wat. Soms is er de kracht iemand tot aan het sterven bij te staan, soms is er een onoverbrugbare kloof - en tussen die twee uitersten wordt flink bewogen en emotioneel gewogen. Als levenseindecounselor spreek ik ook naasten die na een overlijden er achter komen dat ik contact heb gehad met hun dierbare, of al weten dat dat contact er was maar niet bij gesprekken betrokken waren. Die sta ik te woord als daarom gevraagd wordt. Dat zijn geen gemakkelijke gesprekken - voor die naaste niet, voor mij ook niet. Ik kan luisteren, ik kan mijn praktijk toelichten en rouwadviezen geven maar ik kan geen antwoord geven op vragen die de gesprekken betreffen want: vertrouwensrelatie, geheimhouding over de dood heen. Ik hoor het verdriet, ervaar de onmacht, de pijn dat er geen antwoorden komen, soms wordt boosheid geuit, soms proef ik verwijten - ook al is er begrip voor mijn professionele grenzen. Ik hoor het verschil in perspectief: tussen het verhaal van de cliënt zelf en dat van de naaste over die cliënt - verschillende perspectieven vaak die wijzen op vele verschillen in levensperceptie. Geen goed, geen fout. Louter: het is zo. En aan dat 'is' zijn uitdagingen gekoppeld die van nabestaanden het uiterste kunnen vragen. "Geen sleutel gevonden en het raadsel is het raadsel is het raadsel." "Schrijvers gaan tot zelfmoord over om precies dezelfde redenen als andere mensen die besluiten om hun leven te beëindigen, namelijk omdat ze in een situatie zijn verzand waarin geen geloof, hoop, troost, verwachting, licht, warmte meer aanwezig zijn." “Ik zei [Joost Zwagerman] dat ik mezelf geen mede-slachtoffer voel en dat ook niet ben. Mijn ontzetting bij de zelfmoord van een dierbare geldt niet mijzelf, maar de zelfmoordenaar: mijn emotie bestaat uit deernis, tegelijkertijd laat ik waar mogelijk alle begrip voor zijn daad tot me toe en heb ik er geen oordeel over. Het was zijn leven en als zodanig zijn privébezit, waarover hij, net als iedereen, het recht heeft zelfstandig te beschikken. Het ‘slachtoffer’, als je hem zo wil noemen, is de zelfmoordenaar, niet ik, niet jij, die er niet bij betrokken was. Het wijst op arrogantie te oordelen, zeker in negatieve zin, over zijn besluit en in plaats van te spreken over ‘mede-slachtofferschap’ is een woord als zelfcompassie geschikter: de achterblijver verzinkt in eigen verdriet en gemoedsverwarringen en waant zich ‘mede-slachtoffer’ bij het idee dat hij bij zelfmoord, anders dan bij een gewoon sterfgeval, medeverantwoordelijk zou zijn en dat de zelfmoordenaar hem belast met schuldgevoelens die hij niet hoeft te hebben en met vragen die nu eenmaal onbeantwoordbaar zijn. De zelfmoordenaar, zei ik Joost, moet aan oneindig meer gemoedskwellingen onderhevig zijn geweest dan enige nabestaande.” Uit: Jeroen Brouwers, De laatste deur, Uitgeverij Atlas Contact, 2017, p. 14, 15, 704 “Van de natuur hebben we gereedschap meegekregen om wonden te verzorgen, zoals boosheid, angst en verdriet. Goed hanteren is evenwel een must, anders worden het wapens waarmee we onszelf en anderen kunnen verwonden. De heftige gevoelens die het bewustwordingsproces van innerlijke wijsheid in gang moeten zetten, genereren namelijk een enorme kracht. Wij leren mensen het gereedschap goed te gebruiken en weer balans in hun leven te brengen. Het terugbrengen van allerlei gevoelens naar hun functies vind ik het mooie van mijn werk. Mijn manier met omgaan met verlies, met rouw, is echter niet voor iedereen weggelegd. Soms durft iemand het gereedschap nog niet te hanteren, de gevoelens nog niet toe te laten. Irreële gevoelens van schuld spelen daarin nogal eens mee: ‘Als ik het anders had gedaan, was dit niet gebeurd…’ Niet zelden is zo’n irreële schuld een reddingsboei in de kolkende zee van verdriet en boosheid en onderdeel van het rouwproces. Zeker als een dierbare of naaste zelf koos voor de dood, zijn mensen boos en voelen ze zich in de steek gelaten. Maar die gevoelens zijn juist nodig om verder te kunnen. Vooral boosheid geeft aan hoeveel kracht er in ons zit. Boosheid is kracht, geeft onze grens aan, leert om nee te zeggen en duidelijk te zijn. Dat heb je in een rouwproces nodig.” Docente Verlieskunde Marieke de Bruijn in: Roely Boer, Geertje Spijkerman, Radiostilte De suïcide van een politieman, MiWiMa Uitgeverij, 2012, p. 194 Op 15 maart a.s. vinden de verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. In de diverse verkiezingsprogramma’s wordt aandacht besteed aan het thema ‘euthanasie en hulp bij zelfdoding’. Opvallend, maar niet verrassend, is dat autonomie niet leidend is bij de stellingname van de politieke partijen. Er is sprake van enerzijds wettelijk regelen met inachtneming van nader te bepalen maar zeker extern toetsbare zorgvuldigheidscriteria, anderzijds van radicale verwerping van iedere wettelijke aanpassing of wijziging. De afgelopen weken en maanden is er, mede dankzij de input van onvermoeibare media (aangezwengeld door een Kamerbrief van Minister Schippers en een initiatiefwet van D66 parlementslid Dijkstra), veel aandacht geweest voor stervens- én levenshulp bij voltooid leven (en bij dementie). Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn inmiddels vast onderdeel van dagelijks publiek debat geworden. Maar waar leidt dat debat toe?
Pia Dijkstra vroeg om reacties op haar initiatiefwet en ook de SLC heeft feedback aan haar kenbaar gemaakt. De SLC-reactie kunt u hier lezen. Wat daarin ook geschreven staat, is dat de SLC een sterk vermoeden heeft dat bij iedere wederkerende maatschappelijk-politieke discussie over het levenseinde de beschikbaarheid van levenseindemiddelen hét cruciale punt van debat wordt. Over autonomie kan veel gezegd en geschreven worden maar zolang er een afhankelijkheid blijft bestaan en mensen niet feitelijk zelf over een middel kunnen beschikken, zal onvrede heersen. Zekerheid over de mogelijkheid van zelfeuthanasie is zélden voldoende. Kortom: val niet steeds terug op een te verwaarlozen mogelijkheid van misbruik maar regel praktisch de toegankelijkheid of laat ‘de markt’, d.i. vraag en aanbod, haar werk doen. Momenteel bevinden de loketten van uitgifte van effectieve, humane levenseindemiddelen zich in China en Mexico: bereikbaar voor eenieder die het middel verkrijgen wil (met een beetje douane-geluk) – en dat het illegaal verkregen moet worden, is nog nimmer een drempel geweest. Dus: in plaats van steeds maar weer bepaalde groepen burgers te bevoordelen (positieve discriminatie, of juist negatieve) lijkt het de SLC beter een oplossing te bedenken die geldt voor alle (volwassen) burgers. De NVVE gaf in haar periodiek Relevant, in het themanummer over ‘voltooid leven’ ( januari 2017) ook ruimte aan tegengeluiden, aan kritische kanttekeningen bij de plannen van de genoemde politici. Eén van die geluiden kwam van de SLC. Of levenseindecounselors van overheidswege stervenshulpverleners willen zijn: ‘Wij willen geen oordeel geven over een ander.’ Die kanttekeningen kunt u hier lezen. Zelfeuthanasie valt in het politieke debat geheel buiten de boot. En natuurlijk, voor wie wil áánsturen is de wens om onder eigen verantwoordelijkheid te leven en te sterven niet aanlokkelijk. Maar ook tijdens de meest recente ‘Week van de Euthanasie’, jaarlijks georganiseerd door de NVVE om euthanasie nog eens éxtra onder de aandacht te brengen, is zelfeuthanasie geen item geweest. Zo was daar bijvoorbeeld de promotie en presentatie van de door de NVVE gesponsorde VICE video ‘Too young to die’ over jongeren met psychische problemen die niet verder willen leven. De SLC vraagt zich af of documentairemaakster Gwen Pol de film ‘Ik laat je gaan’ van Kim Faber gezien heeft. Die video gaat over een jonge vrouw die onder volledige eigen verantwoordelijkheid het leven beëindigde, en werd onder meer getoond tijdens het NVVE jongerensymposium 2016 . Gwen Pol gaf in RTL Late Night van 14 februari jl. aan die dag daar geweest te zijn en daar haar inspiratie opdeed. (Toenmalig dagvoorzitter Kluun zat ook aan de tafel van Umberto Tan.) In de VICE video komt zelfeuthanasie niet aan bod en zo wordt een (te) beperkt beeld gegeven van wat iemand aan mogelijkheden heeft: ofwel gewelddadig/destructief ofwel euthanasie (onder verantwoordelijkheid van een arts). Mooie indringende documentaire, zeker, maar toch een gemiste kans: het beeld wordt geschetst dat een afwijzende psychiater/arts slechts het spóór als alternatief kent – met alle naargeestige gevolgen van dien voor naasten. Deze week kwam zelfeuthanasie wel aan de orde in een tweetal artikelen in de Volkskrant (22 februari) waarin Stichting de Einder aan het woord kwam: ‘80 procent ziet af van zelfeuthanasie na gesprek met consulent’ en ‘Er is zó veel moed nodig om je leven te beëindigen – Catharina helpt bij zelfeuthanasie'. Afgezien van onder meer de meer bevoogdende benadering van cliënten door Einderconsulenten viel in het tweede artikel de opmerking op die toegeschreven wordt aan bestuurslid De Bontridder: “Afgelopen jaar klopten ruim drieduizend personen met een doodswens aan bij De Einder.” In het laatste volledige jaar dat de huidige SLC-counselors nog ‘samenwerkten’ met De Einder en de jaarcijfers over de counseling publiek gemaakt werden, dat was 2014, stond de teller van registreerde cliënten net boven de 600 (lees hier). Twee jaar later vijf maal zoveel? Met een ‘doodswens’? Is er sprake van aankloppen of opkloppen? Een journalist zou nieuwsgierig kunnen worden en om toelichting vragen. |